Op 20 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Georgische nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van 5 juni 2024, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 18 juni 2024 is opgeheven, waardoor de beoordeling zich beperkte tot de vraag of de eiser recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank concludeerde dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was geweest, en dat er geen aanleiding was voor het opleggen van een lichter middel. De rechtbank oordeelde dat de zware en lichte gronden voor de maatregel voldoende waren onderbouwd en dat de eiser niet had aangetoond dat een lichter middel effectief zou zijn. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.