ECLI:NL:RBDHA:2024:9907

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
SGR AWB 23/4411
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen motorrijtuigenbelasting en fijnstoftoeslag

In de zaak tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiseres tegen de aan haar opgelegde fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur van 12 april 2023, maar diende haar beroepschrift pas op 7 juni 2023 in, wat buiten de wettelijke termijn viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 25 mei 2023, en dat eiseres niet tijdig heeft gereageerd op de uitnodiging voor de zitting op 20 maart 2024. Eiseres had verzocht om uitstel, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het niet tijdig was ingediend en er geen gewichtige redenen voor uitstel waren. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij redelijkerwijs niet in staat was om tijdig een rechtsmiddel aan te wenden. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/4411
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 12 april 2023 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres in rekening gebrachte fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2024. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eiseres heeft bij brief met dagtekening 18 maart 2024, door de rechtbank ontvangen op 19 maart 2024, naar de rechtbank begrijpt, verzocht om uitstel van de zitting. Eiseres heeft in die brief onder andere gesteld dat de uitnodigingsbrief voor de zitting onvolledig is, dat het dossier haar niet is toegezonden en dat zij niet in de gelegenheid is gesteld haar verhinderdata door te geven.
2. De rechtbank heeft het verzoek om uitstel van eiseres afgewezen. De rechtbank heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres doorgestuurd en eiseres bij aangetekende brief van 23 februari 2024, die blijkens informatie van PostNL door eiseres is ontvangen op 24 februari 2024, uitgenodigd om op de zitting van 20 maart 2024 te verschijnen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de uitnodigingsbrief voor de zitting niet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten voldoet. Zo de uitnodigingsbrief voor eiseres onduidelijk was of zo zij bepaalde op de zaak betrekking hebbende stukken niet zou hebben ontvangen, dan had zij daarover (veel) eerder dan op de dag voor de zitting contact kunnen en moeten opnemen met de rechtbank. Het verzoek om uitstel van de zitting is dan ook niet tijdig gedaan. Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat aan dat verzoek gewichtige redenen ten grondslag liggen die uitstel van de zitting rechtvaardigen.
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als het beroepschrift buiten de termijn en dus te laat is ingediend, is het beroep in beginsel niet-ontvankelijk en wordt het niet inhoudelijk behandeld.
4. De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 12 april 2023 (de bestreden uitspraak op bezwaar). Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de bestreden uitspraak op bezwaar pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 25 mei 2023. Het beroepschrift is op 7 juni 2023 door de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is dus te laat ingediend.
5. Eiseres heeft bovengenoemde data niet weersproken.
6. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest. Artikel 6:11 van de Awb ziet op gevallen waarin de indiener van het beroepschrift redelijkerwijs niet in staat was tegen een besluit tijdig een rechtsmiddel aan te wenden.
7. Eiseres heeft zich, naar de rechtbank begrijpt, op het standpunt gesteld dat van overschrijding van de beroepstermijn geen sprake is omdat een eerder door haar in een andere zaak ingediend beroepschrift met dagtekening 10 april 2023, door de rechtbank ontvangen op 11 april 2023, moet worden geacht ook te zijn gericht tegen de bestreden uitspraak op bezwaar.
8. Verweerder heeft de stellingen van eiseres gemotiveerd betwist en is van oordeel dat eiseres geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding heeft gegeven.
9. Naar het oordeel van de rechtbank kan het eerder door eiseres ingediende beroepschrift met dagtekening 10 april 2023 niet worden geacht te zijn gericht tegen de bestreden uitspraak op bezwaar. In dat beroepschrift wordt de bestreden uitspraak op bezwaar noch het desbetreffende tijdvak van de in bezwaar bestreden rekening genoemd.
10. Dat eiseres redelijkerwijs niet in staat was tegen de bestreden uitspraak op bezwaar tijdig een rechtsmiddel aan te wenden, is gesteld noch gebleken. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar.
11. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Emden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).