ECLI:NL:RBDHA:2024:9923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
NL24.23564 en AWB 24.9534
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing van een asielzoeker in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) en de vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een asielzoeker (eiser) en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) over de rechtmatigheid van de plaatsing van eiser in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) en de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. Eiser, van Kameroense nationaliteit, was eerder in de opvang van het COa en had zich schuldig gemaakt aan verschillende incidenten, waaronder agressie en geweld. Het COa besloot op 9 mei 2024 om eiser in de HTL te plaatsen, omdat zijn gedrag de veiligheid op de reguliere opvanglocatie in gevaar bracht. Eiser stelde dat de maatregelen onterecht waren opgelegd en dat het COa eerder stappen had moeten ondernemen om hem de juiste zorg te bieden.

De rechtbank oordeelde dat het COa zich voldoende had ingespannen om eiser van de juiste zorg te voorzien en dat de HTL-plaatsing geen bestraffende maatregel was, maar een noodzakelijke ordemaatregel ter waarborging van de veiligheid. De rechtbank verwierp de stellingen van eiser en verklaarde de beroepen tegen zowel het plaatsingsbesluit als de vrijheidsbeperkende maatregel ongegrond. De rechtbank benadrukte dat de HTL-plaatsing een bestuursrechtelijke maatregel is en geen strafrechtelijke sanctie. Eiser had niet aangetoond dat zijn gedragingen niet aan hem konden worden toegerekend, en de rechtbank concludeerde dat de maatregelen rechtmatig waren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/9534 en NL24.23564

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Kameroense nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

Bij besluit van 9 mei 2024 heeft het COa besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 10 mei 2024 heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
De staatssecretaris heeft de vrijheidsbeperkende maatregel op 19 juni 2024 opgeheven.
Eiser heeft tegen de besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 24/9534. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.23564.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2024 op zitting behandeld. Eiser, de staatssecretaris en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. In het plaatsingsbesluit heeft het COa besloten om eiser met ingang van 7 mei 2024 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact.
1.1.
Eiser heeft reeds eerder van 16 mei 2019 tot 23 april 2021 in de opvang van het COa verbleven en trad op 26 oktober 2023 nogmaals toe tot deze opvang. In de opvang van het COa is eiser meerdere malen negatief in beeld. Zo heeft eiser in beide periodes in de opvang incidenten veroorzaakt, waaronder, onder andere, driemaal verwijtbaar brandgevaar, veertienmaal agressie en geweld tegen personen verbaal en zevenmaal agressie en geweld fysiek. Het COa heeft in het licht van deze gebeurtenissen twee correctiegesprekken met eiser gevoerd, meerdere ROV-maatregelen opgelegd, maatregelengesprekken gevoerd, voortgangsgesprekken gevoerd en een gesprek met een IBO-consulent gevoerd. Ook is er een begeleidingsplan opgesteld, is eiser in beeld gebracht bij het ambulant ondersteuningsteam van het COa en zijn het GZA en de GGZ actief benaderd. Deze gebeurtenissen worden door eiser niet bestreden.
1.2.
Op 7 mei 2024 heeft er een incident plaatsgevonden waarbij eiser met verheven stem medewerkers van het COa toesprak en tegelijkertijd met zijn vuisten op de balie sloeg. De medewerkers voelden zich dusdanig onveilig dat de politie is gebeld. Eiser heeft vervolgens meerdere malen op het raam van de receptie geslagen welke uiteindelijk is gebroken. Eiser poogde tevens de deur van de receptie te openen; dit was de deur die eiser scheidde van de COa-medewerkers. Omdat dit niet lukte sprong eiser over de balie van de receptie en waren de medewerkers genoodzaakt zich terug te trekken in de meldkamer en deze fysiek af te sluiten. De COa-medewerkers waren genoodzaakt de deur dicht te houden terwijl u poogde uzelf toegang tot de meldkamer te verschaffen. Uiteindelijk brak de deurklink van de deur af en liep u buitenom, om via de buitendeur toegang te krijgen tot de ruimte. De politie heeft uiteindelijk ingegrepen en de medewerkers hebben aangifte tegen u gedaan. Het incident had een zeer grote impact. Omdat eiser blijft volharden in onacceptabel en agressief gedrag en om de veiligheid op de reguliere locatie te waarborgen heeft het COa besloten om eiser in de HTL op te nemen.
1.3.
Een IBO-consulent is op 13 februari 2024 met eiser in gesprek geweest. Eiser is, volgens de consulent, nadat hij herhaaldelijk agressief was tegen personen, gezien door de crisisdienst. Volgens de psychiater van de crisisdienst zou er bij eiser geen sprake zijn van psychiatrisch beeld of autisme, wel vermoedt de psychiater een verstandelijke beperking. Een duidelijke diagnose lukt niet - hiervoor is eiser aangemeld bij MEE. De wachtlijst is echter uitzonderlijk lang: de verwachtte wachttijd is tussen de 6 en 12 maanden. De IBO-consulent wil eiser indiceren voor verblijf op de IBO, echter stagneert deze procedure zolang eiser nergens aan meewerkt. Er is volgens de IBO-consulent behoefte aan duidelijkheid om ROV-middelen of een HTL-plaatsing in te kunnen zetten voor extra begeleiding.
2. Middels de vrijheidsbeperkende maatregel heeft de staatssecretaris een maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 10 mei 2024 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. De staatssecretaris is niet gebleken van omstandigheden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunten partijen
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de maatregelen ten onrechte zijn opgelegd. De maatregelen hebben naar de mening van eiser een punitief karakter terwijl eiser – gezien zijn psychische gesteldheid – niet kwalijk genomen kan worden dat hij ontspoort bij gebrek aan de juiste hulp. Alhoewel er in derde instantie een GZA-akkoord voor plaatsing ligt had het op de weg van het COa gelegen om eerder stappen te ondernemen om eiser te voorzien van de juiste zorg. Dat het COa zelf aangeeft dat de HTL niet de juiste plek voor eiser is, kan volgens eiser niet voor zijn rekening en risico komen omdat het COa veel eerder stappen had moeten ondernemen om betere zorg voor eiser te regelen. Eiser is dan ook gestraft in plaats van dat hij de juiste hulp heeft ontvangen.
4. De staatssecretaris stelt dat met het GZA afspraken zijn gemaakt alvorens is overgegaan tot HTL-plaatsing, waaronder het inzetten op mogelijke uitstroom naar de IBO en het inzetten op een zorgmachtiging. Ook is afgesproken dat zorgsignalen gelijk worden gemeld aan GZA en dat de situatie van eiser steeds uitvoerig wordt besproken en geëvalueerd tijdens het Multidisciplinair Overleg (MDO). Verder zal worden toegezien op intensieve begeleiding van eiser door afzondering van de groep en het regelmatig voeren van gesprekken. Deze afspraken zijn vastgelegd in de mail aan GZA d.d. 8 mei 2024. Op basis van deze afspraken heeft GZA akkoord gegeven voor plaatsing van eiser in de HTL.
4.1.
Daarbij zijn er reeds eerder maatregelen getroffen om eiser te voorzien van de juiste zorg. Zo is er een begeleidingsplan opgesteld, is er eerder regelmatig contact geweest met het GZA en de GGZ en is de situatie regelmatig besproken tijdens het MDO. Tevens zijn er verschillende interventies ingezet, heeft eiser een gesprek gehad met een IBO-consulent, is eiser gezien door de crisisdienst, is hij aangemeld bij MEE en is eiser gezien door een psychiater van de crisisdienst Den Helder. Op 2 mei 2024 is eiser overgeplaatst naar AZC Hardenberg. Om eiser te voorzien in de juiste zorg is het GZA ingelicht, is er contact geweest met Dimence te Almelo en Veldzicht en is ook de politie op de hoogte gesteld. Met het incident van 7 mei 2024 was duidelijk dat de veiligheid op de locatie met de aanwezigheid van eiser echt niet langer kon worden gewaarborgd en was plaatsing van eiser in de HTL de enig juiste beslissing. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de procedure om eiser te plaatsen op de IBO is gestagneerd omdat eiser nergens aan mee heeft gewerkt. Ook bij het inzetten van meerdere hulplijnen (GGZ en MEE) weigerde eiser mee te werken.
4.2.
Door het GZA is aangegeven dat op de achtergrond is gewerkt aan een zorgmachtiging. Gebleken is dat deze zorgmachtiging inmiddels is afgegeven op 28 mei 2024 en dat eiser sedert die datum in CTP Veldzicht verblijft. Uit het vorenstaande blijkt volgens het COa dat zij in de situatie van eiser zeer zorgvuldig en voortvarend heeft gehandeld en heel transparant is geweest in de stappen die zijn gezet om voor eiser een geschikte plek te vinden. Voor de tussenliggende periode is terecht gekozen voor plaatsing van eiser in de HTL. Eiser heeft nog geen 3 weken in de HTL verbleven, alvorens hij naar Veldzicht is overgebracht.
Oordeel rechtbank
5. De rechtbank overweegt dat de HTL-maatregel geen bestraffende maatregel is, hoewel dit wel zo door eiser kan worden ervaren. Een HTL-plaatsing betreft een bestuursrechtelijke ordemaatregel, mede ter waarborging van de leefbaarheid en veiligheid(beleving) op de opvanglocatie. De staatssecretaris heeft hierin, los van het strafrechtelijke traject, een zelfstandige taak en wettelijke bevoegdheden en plaatsing in de HTL kan niet als een ‘criminal charge’ worden aangemerkt. De rechtbank wijst in dit kader op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 10 juli 2020. [1] De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen.
5.1.
Voor zover eiser betoogt dat de gedragingen hem niet mogen worden aangerekend gelet op zijn gestelde medische belemmeringen, slaagt dit betoog niet; dergelijke omstandigheden kunnen immers niet rechtvaardigen dat eiser zich agressief uit richting de COa-medewerkers. Zoals reeds hierboven uiteengezet is HTL-plaatsing geen strafmaatregel en ziet deze mede op de leefbaarheid en veiligheid(beleving) op de opvanglocatie zodat de vraag of de gedragingen eiser volledig kunnen worden toegerekend slechts beperkt relevant is. Voldoende duidelijk is gebleken dat de gedragingen van eiser de veiligheid en leefbaarheid op het AZC in het geding brengen en dat eiser hier niet te handhaven is. Het COa heeft in de gedragingen dan ook terecht aanleiding gezien voor het oordeel dat het niet langer te verantwoorden is om eiser op zijn opvanglocatie te laten verblijven.
5.2.
Wel relevant is de vraag wat wel een geschikte plek is voor eiser en of het COa zich voldoende en tijdig heeft ingespannen om eiser van de juiste zorg te voorzien. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Het COa heeft eerst getracht eiser te voorzien van de juiste zorg door in contact te treden met o.a. het GZA, de GGZ, de IBO en het MEE. Vervolgens is eiser overgeplaatst naar een andere opvanglocatie waarbij het COa in overleg is getreden met het COa, Dimence, CTP Veldzicht en de Politie. In het licht van de weigerachtige houding van eiser en nu eiser niet heeft toegelicht wat nog meer van het COa gevraagd had mogen worden is de rechtbank van oordeel dat het COa zich – alvorens over te gaan tot HTL-plaatsing – maximaal heeft ingespannen om eiser van de juiste zorg te voorzien. De stelling van eiser dat het COa eerder stappen had moeten ondernemen om eiser in Veldzicht te kunnen plaatsen wordt dan ook niet gevolgd; het initiatief om dit eerder te bewerkstelligen lag bij eiser (en zijn gemachtigde) zelf. De rechtbank is van oordeel dat HTL-plaatsing niet de ideale maar wel degelijk de enige realistische optie voor het COa was. Gelet op het GZA-akkoord voor deze plaatsing (volgend op de voor eiser gemaakte bijzondere afspraken met betrekking tot de plaatsing) ziet de rechtbank ook in de medische omstandigheden van eiser geen reden voor belemmering.
6. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is ongegrond.
7. Nu de vrijheidsbeperkende maatregel voor wat betreft de motivering enkel verwijst naar het plaatsingsbesluit en dit besluit rechtmatig is geacht, slaagt ook het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel niet. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, op 25 juni 2024, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, 10 juli 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:6252, r.o. 9.2.