ECLI:NL:RBDHA:2024:993
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Thaise eiseres wegens kennelijk ongegrond verklaarde vrees voor vervolging
Op 30 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Thaise eiseres die een asielaanvraag had ingediend. Eiseres had op 26 februari 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 december 2021 als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank had eerder, op 20 september 2022, deze afwijzing vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Echter, na een nieuwe afwijzing op 10 januari 2023 en een daaropvolgende vernietiging op 26 september 2023, werd de aanvraag opnieuw afgewezen op 18 december 2023.
Tijdens de zitting op 23 januari 2024 werd het beroep van eiseres behandeld. De rechtbank beoordeelde of de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen. Eiseres voerde aan dat zij in Thailand problemen ondervond vanwege haar relatie met een moslimman en vreesde voor haar ex-echtgenoot. De rechtbank oordeelde dat de relevante elementen van het asielrelaas onvoldoende zwaarwegend waren om aan te nemen dat eiseres een vluchteling was in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen en dat er geen aanleiding was om af te wijken van eerdere uitspraken.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag, evenals het opgelegde inreisverbod. Eiseres had geen voldoende onderbouwde redenen aangedragen om van het inreisverbod af te zien. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa.