In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Somalische nationaliteit, op 9 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 7 maart 2023 in gebreke gesteld en op 5 april 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op 3 oktober 2023 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen acht weken een beslissing te nemen. Eiseres heeft op 8 januari 2024 opnieuw beroep ingesteld, omdat de staatssecretaris niet tijdig had beslist.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. De staatssecretaris heeft op 29 mei 2024 alsnog een besluit genomen, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is, omdat de staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen.
De rechtbank heeft echter besloten om van de beleidslijn af te wijken, omdat de rechterlijke dwangsom inmiddels volledig is verbeurd. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.