ECLI:NL:RBDHA:2024:9964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
NL24.24989
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen maatregel van bewaring van Algerijnse staatsburger

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een Algerijnse staatsburger tegen de maatregel van bewaring die op 14 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De eiser, die stelt geboren te zijn in 1999 en de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 21 juni 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep op 14 mei 2024. De eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, aangezien zijn presentatie bij de Algerijnse ambassade te lang op zich laat wachten. De rechtbank constateert echter dat verweerder meerdere keren heeft gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten en dat eiser zelf geen actie heeft ondernomen om aan de benodigde documenten te komen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat er onvoldoende voortvarend is gehandeld.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de maatregel van bewaring gedurende de toetsingsperiode niet onrechtmatig was. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24989

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 maart 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 21 juni 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [1] Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan de laatste uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep, 14 mei 2024, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Uit de voortgangsrapportage volgt dat eiser wordt gepresenteerd op 3 juli 2024 bij de Algerijnse ambassade. Volgens eiser heeft de presentatie te lang op zich laten wachten.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder sinds het indienen van de aanvraag om een laissez-passer vijf keer, meest recentelijk op 18 juni 2024, heeft gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten. Verder heeft verweerder vier keer een vertrekgesprek met eiser gevoerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er onvoldoende voortvarend wordt gehandeld. Daarbij betrekt de rechtbank dat in het verslag van het laatste vertrekgesprek van 30 mei 2024 staat dat eiser zelf geen actie heeft ondernomen om aan documenten te komen. Eisers enkele stelling dat zijn presentatie bij de Algerijnse autoriteiten te lang op zich heeft laten wachten, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. In dat verband heeft eiser geen concrete aanknopingspunten aangedragen dat verweerder had kunnen bewerkstelligen dat een presentatie eerder kon plaatsvinden. Verweerder is hiervoor immers afhankelijk van de Algerijnse autoriteiten.
6. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 2 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:4875, 30 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:6843 en 21 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8034.