ECLI:NL:RBDHA:2024:9998
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Nigeriaanse nationaliteit, op 5 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft de staatssecretaris op 11 maart 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 27 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 5 december 2022 en is op 17 mei 2023 toegelaten tot de nationale procedure. De staatssecretaris moet op grond van artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De beslistermijn verstrijkt op 17 augustus 2024, wat betekent dat de ingebrekestelling van 11 maart 2024 prematuur is ingediend.
Aangezien het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.