ECLI:NL:RBDHA:2025:10043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
C/09/682539 / FA RK 25-2307
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor internationale verhuizing van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor een internationale verhuizing van een minderjarige. De vader verzocht toestemming om met zijn kind naar Portugal te verhuizen, omdat hij daar zijn onderneming verder wilde ontwikkelen. De moeder verzette zich tegen dit verzoek en voerde aan dat de noodzaak van de verhuizing niet was aangetoond en dat het belang van het kind in het geding was. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. De ouders waren van 13 september 2017 tot 13 oktober 2022 gehuwd en hebben samen een minderjarig kind. De vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder de Belarussische. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is voor de ontwikkeling van zijn onderneming en dat de belangen van het kind en de moeder zwaarder wegen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van het kind, die in deze zaak voorop staan.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-2307
Zaaknummer: C/09/682539
Datum beschikking: 10 juni 2025

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 26 maart 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.K. de Menthon Bake te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. Loonstein te [woonplaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • een F9-formulier van 2 mei 2025, met bijlagen, van de moeder.
  • het verweerschrift.
Op 13 mei 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en H. Abdulla, tolk in de Engelse taal. Namens de Raad voor de Kinderbescherming was K. Hompert aanwezig.
Van zowel de zijde van de vader als de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van 13 september 2017 tot 13 oktober 2022.
- Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [datum] 2018 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ).
- [minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de vader.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- De vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder heeft de Belarussische nationaliteit. [minderjarige] heeft de Nederlandse en Belarussische nationaliteit. De vader stelt dat hij en [minderjarige] tevens de Turkse nationaliteit hebben.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 26 september 2022 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat het convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 24 augustus 2023 is een voorlopige zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] vastgesteld en zijn partijen verwezen naar de voor hen bekende mediator om te trachten hun geschil ten aanzien van de zorgregeling door middel van mediation tot een oplossing te brengen.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 17 januari 2024 zijn – met wijziging van de beschikking van 26 september 2022 – de door de ouders getroffen onderlinge regelingen zoals neergelegd in het aan de beschikking gehechte ouderschapsplan opgenomen.

Verzoek en verweer

De vader heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
de vader vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] met ingang van 26 mei 2025 naar [plaats 1] , Portugal, te verhuizen;
de vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op de
British International School in [plaats 1] , Portugal, met ingang van 26 mei
2025;
de vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven bij de
huisartsenpraktijk van [naam 1] aan de via Médis in [plaats 1] , Portugal;
de vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven bij de
tandartspraktijk van [naam 2] , aan de via Médis in [plaats 1] , Portugal,
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Zij verzoekt de verzoeken van de vader af te wijzen, kosten rechtens.

Beoordeling

De rechtbank merkt eerst het volgende op. Van de zijde van de vader zijn op 12 mei 2025 nog nadere stukken ingediend. De stukken zijn, in strijd met artikel 1.13 van het procesreglement Gezag en Omgang, niet uiterlijk drie werkdagen voor de mondelinge behandeling ingediend. De rechtbank acht toelating daarvan in strijd met de goede procesorde en zal daarom geen kennis nemen van de inhoud van deze stukken, zoals op de zitting ook aan partijen is meegedeeld.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de EU-verordening Brussel II-ter (Nr. 2019/1111) bevoegd om inhoudelijk kennis te nemen van de verzoeken met betrekking tot [minderjarige] .
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 is Nederlands recht van toepassing.
Juridisch kader
Als de ouders het niet eens worden over (de toestemming voor) een verhuizing, kan dit geschil op grond van artikel 1:253a BW worden voorgelegd aan de rechter. De rechtbank zal, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901), bij haar beoordeling alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen. Hoewel het belang van [minderjarige] een overweging van eerste orde is, neemt dat niet weg dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank zal alle belangen moeten afwegen. Dat zijn onder meer:
  • het recht en belang van de vader om te verhuizen en de vrijheid om zijn leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor [minderjarige] en de moeder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van [minderjarige] en de moeder op onverminderd contact met elkaar;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de leeftijd van [minderjarige] , haar mening en de mate waarin zij geworteld is in haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
  • de extra kosten van het contact na de verhuizing.
Een beoordeling betekent niet dat letterlijk alle stappen moeten worden doorlopen; slechts die criteria die relevant zijn bij de beoordeling van een in een voorliggende situatie aanwezige feiten en omstandigheden moeten in aanmerking worden genomen. Een dergelijke beoordeling kan ertoe leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging.
Relevante feiten en omstandigheden
De ouders hebben elkaar leren kennen in Belarus, waar de vader vanwege zijn werk verbleef. Toen de moeder in verwachting was van [minderjarige] , besloten de ouders te trouwen en in Nederland een toekomst op te bouwen. In januari 2018 is de moeder naar Nederland geëmigreerd. Op [datum] 2018 is [minderjarige] in [geboorteplaats] geboren.
Nadat de affectieve relatie tussen partijen was geëindigd, is de vader op 29 oktober 2022 zonder de moeder en [minderjarige] naar Cyprus vertrokken. In verband met de zorg voor [minderjarige] verbleef de vader vanaf december 2022 weer grotendeels in Nederland en is hij vanaf 10 juli 2023 weer in Nederland ingeschreven. Na de echtscheiding hebben partijen nog een procedure voor de rechtbank gevoerd over de zorgregeling. Partijen hebben tijdens die procedure overeenstemming bereikt. [minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vader en er is een zorgregeling met de moeder. De moeder is inmiddels naar [woonplaats] verhuisd.
[minderjarige] is aangemeld bij [zorginstelling 1] en [zorginstelling 2] om te leren omgaan met de spanningen en conflicten die de ouders onderling ervaren. Aan de ouders is geadviseerd zich niet op elkaar te richten, maar op de relatie met [minderjarige] . Deze trajecten zijn, in afwachting van de uitkomst van de onderhavige procedure, nog niet gestart.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank zal eerst de noodzaak van de vader om te verhuizen beoordelen.
De vader voert hierover – verkort weergegeven – het volgende aan. De vader wil met [minderjarige] naar Portugal verhuizen, omdat dit noodzakelijk is voor de voortgang van zijn onderneming [bedrijfsnaam] . De vader is samen met een compagnon eigenaar van de onderneming en is vanaf het oprichten van de onderneming leidend IT-architect, verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het onderhoud van CRM-software, op maat gemaakte API’s en educatieve platforms. De vader heeft jarenlang geprobeerd op afstand, vanuit Nederland, een nieuwe complexe IT-infrastructuur op te zetten. Gebleken is dat dit geen structurele oplossing biedt, maar dat er slechts sprake is van onderhoud en het oplossen van acute problemen. De onderneming van de vader kampt met toenemende problemen, waardoor het nodig is dat de vader ter plaatse, in [plaats 1] , aanwezig is om van daaruit leiding te geven aan de onderneming en de IT-infrastructuur goed te laten functioneren. Hiervoor is de gespecialiseerde expertise van de vader noodzakelijk omdat hij als enige de architectuur van de software volledig kent. Volgens de vader is het vanwege de hoge loonkosten en het tekort aan geschikte IT-specialisten in Nederland financieel en logistiek onhaalbaar om in Nederland een nieuw en ervaren IT-team op te bouwen. Voor het voortbestaan en de verdere groei van de onderneming is de aanwezigheid van de vader in Portugal vereist. Zijn aanwezigheid in [plaats 1] is nodig om een eigen IT-team samen te stellen, te trainen en dagelijks aan te sturen, om het systeemonderhoud en de softwareontwikkeling te waarborgen en om de continuïteit en concurrentiepositie van [bedrijfsnaam] veilig te stellen. Zonder deze ingreep dreigt de onderneming instabiel te worden met het risico op uitval van diensten, financiële- en reputatieschade en het verlies van ongeveer 75 banen.
Volgens de vader is een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] naar de moeder geen alternatief, omdat dit onvoldoende garanties biedt voor een stabiele, voorspelbare en vertrouwde leefomgeving voor [minderjarige] . De moeder woont sinds kort op een nieuw adres in [woonplaats] . De woning staat op naam van de nieuwe partner van de moeder. De moeder deelt geen informatie over haar partner met de vader. De vader weet niet of de moeder samenwoont en welke rol haar partner in het leven van [minderjarige] speelt of zal spelen. De vader is van mening dat een en ander onzekerheid met zich brengt over de huisvesting van [minderjarige] in het geval de prille relatie van de moeder zal eindigen. Ook heeft de moeder geen ondersteunend sociaal netwerk in [woonplaats] , terwijl de vader dat wel heeft in Portugal. Zo zullen de ouders van de vader, dus de grootouders vaderszijde, die een grote rol spelen in het leven van [minderjarige] , ook naar Portugal verhuizen als de vader en [minderjarige] zullen verhuizen.
De moeder betwist de noodzaak van de vader om naar Portugal te verhuizen. Wat de vader stelt omtrent de “noodzaak om te verhuizen”, ziet vrijwel uitsluitend op feiten en
omstandigheden, die zijn eigen wens om naar Portugal te verhuizen inkleuren. Er wordt
op geen enkele wijze gesteld, laat staan onderbouwd, dat er noodzaak bestaat dat ook [minderjarige] verhuist, aldus de moeder. Aan de door de vader overgelegde verklaringen van zijn compagnon en van zijn Chief Technical Officer kan volgens de moeder niet veel gewicht worden toegekend, gelet op het gegeven dat zij geen (objectieve) derde zijn ten opzichte van de vader. De overige door de vader aangevoerde argumenten kunnen evenmin doorslaggevend zijn, aldus de moeder. De moeder stelt op haar beurt dat het voor de vader, gelet op het tekort aan ervaren IT-specialisten, eenvoudig moet zijn een goede baan in Nederland te vinden. Op de zitting heeft de moeder verklaard dat zij, indien de vader naar Portugal zal verhuizen, zal terugverhuizen naar [plaats 2] en dat [minderjarige] weer haar hoofdverblijf bij de moeder kan hebben.
De rechtbank overweegt als volgt. Het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader vloeit voort uit afspraken die partijen hebben gemaakt en die zijn neergelegd in een ouderschapsplan. Uit de stukken blijkt dat [minderjarige] , nadat partijen uiteen zijn gegaan, eerst gedurende ongeveer anderhalf jaar haar hoofdverblijf bij de moeder had en vervolgens sinds medio 2023 tot heden bij de vader. Dit betekent dat [minderjarige] ongeveer een gelijke periode bij de moeder en vervolgens bij de vader haar hoofdverblijf heeft (gehad). Niet gebleken is dat de moeder onvoldoende in staat is om [minderjarige] een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden. Ook als zij zou samenwonen met een nieuwe partner en in diens woning, dan impliceert dit nog niet dat de moeder aan [minderjarige] geen stabiele opvoedingsomgeving zou kunnen bieden.
In de kern komt het door de vader gestelde belang bij de verhuizing neer op zijn stelling dat zijn aanwezigheid in Portugal noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van zijn onderneming [bedrijfsnaam] . Het belang van de moeder is gelegen in het handhaven van frequente en betekenisvolle contactmomenten met [minderjarige] en het nauw betrokken blijven bij de zorg voor en opvoeding van [minderjarige] .
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en wat op zitting is besproken, is gebleken dat [minderjarige] al veel wisselingen heeft gekend. Uit de stukken volgt dat [zorginstelling 1] heeft geconstateerd dat [minderjarige] behoefte heeft aan controle en regie houden. Dit is het gevolg van de situatie waarin [minderjarige] zich bevindt en het feit dat zij in haar jonge leven al veel veranderingen heeft meegemaakt. Een verhuizing naar Portugal zou veel van haar vragen. Zij zal zich allereest moeten aanpassen aan een nieuwe leefomgeving en een nieuwe taal. Daarnaast zal het contact met de moeder, zoals dat nu is vormgegeven, ingrijpend wijzigen. Verder is het duidelijk geworden dat de ouders onvoldoende in staat zijn om op constructieve wijze met elkaar te communiceren en te overleggen. De ouders lijken elkaar niet te vertrouwen, wat bij [minderjarige] tot een loyaliteitsconflict leidt. Wanneer de vader naar Portugal verhuist, zal deze situatie niet worden opgelost en bestaat er een groot risico dat dit wantrouwen en het loyaliteitsconflict alleen maar groter worden.
[minderjarige] is aangemeld bij de [zorginstelling 2] . Het is in haar belang dat hierin snel stappen worden gezet, zodat de hulpverlening aan [minderjarige] van start gaat. [minderjarige] heeft er belang bij dat beide ouders nauw bij haar opvoeding en verzorging betrokken zijn. Wanneer de vader met [minderjarige] naar Portugal verhuist, kan hiervan geen sprake meer zijn. Hoewel de vader toezegt de moeder overal bij te betrekken, zal dit in de praktijk onvoldoende uitvoerbaar blijken te zijn, waarmee [minderjarige] tekort wordt gedaan. [minderjarige] heeft rust nodig en de ouders moeten werken aan hun onderlinge verstandhouding zodat het wantrouwen tegenover elkaar weggenomen kan worden.
Gebleken is dat de vader de voorgenomen verhuizing voldoende heeft doordacht en voorbereid. Zo heeft hij – onder meer – naar geschikte woonruimte en een internationale school voor [minderjarige] gezocht en mogelijkheden onderzocht tot ondersteuning bij het leren van de Portugese taal. Verder heeft de vader een voorstel gedaan voor de wijze waarop het contact tussen [minderjarige] en de moeder kan plaatsvinden. Dit laat echter onverlet dat de noodzaak van de vader om naar Portugal te verhuizen is ingegeven door een zakelijk belang. Niet gebleken is dat de vader alternatieven heeft onderzocht die kunnen worden uitgesloten, zoals de mogelijkheid dat de vader een deel van de tijd in Portugal en een deel van de tijd in Nederland verblijft en/of de mogelijkheid dat zijn compagnon een deel van de werkzaamheden in Portugal op zich neemt. Zijn compagnon heeft wel verklaard dat het op dit moment vanwege zijn gezinssituatie voor hem onmogelijk is om naar Portugal te verhuizen, maar niet valt in te zien waarom de gezinssituatie van de vader – hij heeft in zijn eentje grotendeels de zorg voor [minderjarige] – niet even zwaar weegt als de gezinssituatie van zijn compagnon en aldus een andere (tussen)optie niet tot de mogelijkheden behoort.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de noodzaak om te verhuizen naar Portugal niet komen vast te staan.
Daartegenover staat wel vast dat de verhuizing een enorme impact op het leven van [minderjarige] en de verzorgende rol van de moeder in het leven van [minderjarige] zal hebben. Het contact tussen de moeder en [minderjarige] zou compleet anders worden dan nu het geval is.
Samengevat komt een afweging van alle belangen erop neer dat de zakelijke belangen van de vader en zijn compagnon – evenals de persoonlijke belangen van zijn compagnon – niet zwaarder dienen te wegen dan de belangen van [minderjarige] en de moeder. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader afwijzen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
wijst het verzoek af;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.L. Strop, A.C. Olland en A.M.M. Vingerling, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2025.