ECLI:NL:RBDHA:2025:10065

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
SGR 23/1752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor aanbouwen met WBDBO-eis en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. die een groothandel in landbouwmachines exploiteert, en het college van burgemeester en wethouders van Westland. Eiseres had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het oprichten van twee aanbouwen aan haar bedrijfspand, waarbij zij aanvankelijk een brandwerende scheiding met een WBDBO-eis van 60 minuten wenste. Echter, onder druk van de Veiligheidsregio Haaglanden heeft zij haar aanvraag gewijzigd naar een WBDBO-eis van 180 minuten. Het primaire besluit van 1 juli 2022 verleende deze vergunning, maar het bezwaar van eiseres tegen dit besluit werd door verweerder op 23 januari 2023 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 17 februari 2025 heeft eiseres betoogd dat zij wel degelijk procesbelang heeft, omdat zij met haar bezwaar alsnog een vergunning met een WBDBO-eis van 60 minuten wil verkrijgen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres met haar bezwaar niet het door haar gewenste doel kan bereiken, aangezien de aanvraag zoals ingediend betrekking had op een WBDBO-eis van 180 minuten. De rechtbank concludeerde dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor de aanvraag die zij indient en dat zij een andere weg had kunnen bewandelen om een inhoudelijk oordeel te verkrijgen over de WBDBO-eis van 60 minuten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1752

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Schrijnemaekers)
en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. Meijer).

Inleiding

1. Bij besluit van 1 juli 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van twee aanbouwen aan het bedrijfspand met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO-eis) van 180 minuten op het perceel [adres] in ’ [plaats] .
1.1.
Bij besluit van 23 januari 2023 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Nadien heeft eiseres nadere stukken ingediend.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 februari 2025 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 2] en [naam 3] .

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiseres exploiteert een groothandel in landbouwmachines op het perceel [adres] in ’ [plaats] . In 2021 heeft verweerder aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd wegens de opslag van gevaarlijke stoffen in opslagvoorzieningen die niet voldoen aan de in de vigerende omgevingsvergunning voorgeschreven WBDBO-eis.
2.1.
Naar aanleiding van de opgelegde last onder dwangsom heeft eiseres op 24 november 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het oprichten van twee aanbouwen aan het bedrijfspand met een brandwerende scheiding met een WBDBO van 60 minuten. In verband met negatieve adviezen van de Veiligheidsregio Haaglanden van 6 december 2021, 11 maart 2022, 20 april 2022 en 3 juni 2022 heeft eiseres in juni 2022 een gewijzigde aanvraag ingediend. De wijziging betreft het realiseren van een brandwerende scheiding met een WBDBO van 180 minuten, zoals aangegeven in de tekening ‘Brandwand als B van 13 juni 2022’ en in de ‘Notitie brandwerende scheiding’ van 1 juni 2022 van Prevent FE. Eiseres wilde met de gewijzigde aanvraag voorkomen dat de reeds gestarte bouwwerkzaamheden moesten worden stilgelegd. Op grond van de gewijzigde aanvraag is het primaire besluit genomen.
2.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit omdat zij wil dat een WBDBO van 60 minuten wordt vergund.
2.3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres betoogt dat zij wel procesbelang heeft en dat haar bezwaar tegen het primaire besluit daarom wel ontvankelijk is. Eiseres voert aan dat uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat een belanghebbende zijn doel met het rechtsmiddel moet kunnen bereiken en dat het doel van feitelijke betekenis moet zijn. Dit is in de situatie van eiseres het geval. Eiseres heeft immers als doel het krijgen van een omgevingsvergunning met een WBDBO-eis van 60 minuten. Eiseres heeft in de oorspronkelijke aanvraag van 24 november 2021 een WBDBO van 60 minuten vermeld. Onder druk van de Veiligheidsregio Haaglanden en verweerder heeft zij de aanvraag gewijzigd in een WBDBO van 180 minuten, omdat de omgevingsvergunning anders niet zou worden verleend. Het realiseren van een WBDBO van 180 minuten gaat gepaard met grotere financiële en andere negatieve gevolgen dan het realiseren van een WBDBO van 60 minuten. Door de Veiligheidsregio Haaglanden en verweerder wordt ten onrechte de NEN6060 aangehouden.
3.1.
Volgens verweerder is het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Eiseres kan volgens verweerder met haar bezwaar niet bereiken dat alsnog een omgevingsvergunning met een WBDBO van 60 minuten wordt verleend. Verweerder dient immers te beslissen op de aanvraag en die ziet na de wijziging op een WBDBO van 180 minuten, hetgeen is vergund. De door eiseres gewenste WBDBO van 60 minuten kan uitsluitend worden vergund op grond van een nieuwe aanvraag. Het is voor eiseres niet onnodig bezwarend om alsnog een omgevingsvergunning aan te vragen voor de door haar gewenste WBDBO van 60 minuten.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres met haar bezwaar het door haar gewenste doel niet kan bereiken en dat verweerder zich daarom terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen procesbelang heeft bij haar bezwaar. Het bevoegd gezag moet immers beslissen op de aanvraag zoals deze is ingediend. [1] In dit geval is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het oprichten van twee aanbouwen met een brandwerende scheiding met een WBDBO van 180 minuten, zodat verweerder op die aanvraag moest beslissen. Daarom kan eiseres met haar bezwaar niet bereiken dat een omgevingsvergunning met een WBDBO-eis van 60 minuten wordt verleend. Dat eiseres druk ervaarde om de aanvraag te wijzigen vanwege de adviezen van de Veiligheidsregio Haaglanden en de opgelegde last onder dwangsom doet aan het voorgaande niet af. Eiseres is zelf verantwoordelijk voor de aanvraag die zij indient. Als zij een WBDBO-eis van 60 minuten wenste, had zij bij haar oorspronkelijke aanvraag moeten blijven. Als die aanvraag geweigerd zou zijn, had zij tegen het weigeringsbesluit bezwaar kunnen maken, en eventueel een verzoek om een voorlopige voorziening kunnen indienen, om hangende de handhavingsprocedure een voorlopig oordeel te vragen over de weigering van de omgevingsvergunning met een WBDBO-eis van 60 minuten. Er stond dus een andere weg open voor eiseres om een inhoudelijk oordeel te verkrijgen over een WBDBO-eis van 60 minuten, zodat eiseres er niet toe gehouden was om de aanvraag te wijzigen.
3.3.
Het betoog van eiseres dat de Veiligheidsregio Haaglanden en verweerder ten onrechte de NEN6060 hanteren hoort thuis in een inhoudelijke behandeling van het bezwaar. Dit betoog wordt door de rechtbank niet behandeld, omdat verweerder het bezwaar van eiseres naar het oordeel van de rechtbank terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.AbRvS 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2970