Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. Het primaire besluit tot afwijzing vond plaats op 25 september 2024. Na het indienen van bezwaar heeft de minister op 11 november 2024 op het bezwaar beslist. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81 van de Awb een voorlopige voorziening alleen kan worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de minister inmiddels op het bezwaar heeft beslist en verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing, is er geen bezwaar meer aanhangig. De termijn voor het instellen van beroep is inmiddels verstreken, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is.
De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.