ECLI:NL:RBDHA:2025:10070

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
SGR 23/3727 tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de weigering van een omgevingsvergunning voor short stay appartementen in Den Haag

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 mei 2025, wordt de weigering van een omgevingsvergunning voor het bouwen en gebruiken van short stay appartementen door de gemeente Den Haag beoordeeld. Eiseres, Stayci Serviced Apartments B.V., had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, die op 7 november 2022 door de gemeente werd afgewezen. De gemeente stelde dat de aanvraag niet voldeed aan de brandveiligheidsvoorschriften van het Bouwbesluit 2012 en dat het gebruik van het gebouw niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en nieuwe bouwtekeningen ingediend, maar de gemeente bleef bij haar standpunt dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten.

De rechtbank heeft de zaak op 17 februari 2025 behandeld en geconcludeerd dat de gemeente onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag niet voldeed aan de brandveiligheidsvoorschriften. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente zich enkel op de brandveiligheid heeft gericht en andere aspecten, zoals daglichttoetreding en ventilatie, niet in de beoordeling heeft meegenomen. De rechtbank heeft de gemeente de gelegenheid gegeven om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met een termijn van twaalf weken voor het indienen van een verbeterde motivering of een nieuw besluit. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om alle relevante aspecten van een aanvraag in overweging te nemen. De rechtbank heeft de gemeente opgedragen om binnen twee weken te laten weten of zij gebruik maakt van de gelegenheid om het besluit te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3727

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2025 in de zaak tussen

Stayci Serviced Apartments B.V., te Den Haag , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Geelhoed)
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Remeijer-Schmitz).

Inleiding

1. Bij besluit van 7 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning voor het bouwen en gebruiken van het gebouw aan het [adres] te [plaats] als short stay appartementen afgewezen.
1.1.
Bij besluit van 18 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Nadien heeft eiseres nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 februari 2025 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres heeft op 23 mei 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen en gebruiken van het gebouw aan het [adres] te [plaats] als short stay appartementen. De aanvraag heeft betrekking op de activiteiten ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.1.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Volgens verweerder is met de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende aannemelijk gemaakt dat wordt voldaan aan de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 met betrekking tot brandveiligheid. Het gebruik van het gebouw voor short stay appartementen voldoet bovendien niet aan het bestemmingsplan. Verweerder is niet bereid mee te werken aan een afwijking van het bestemmingsplan, omdat in de aanvraag een toelichting ontbreekt of er ruimte is binnen de gebiedsagenda voor het short stay concept. Ten aanzien van verblijfsruimte 1.1 van short stay unit [huisnummer] is verder opgemerkt dat niet voorstelbaar is dat deze ruimte als leefruimte wordt vergund, omdat de daglichttoetreding afhankelijk is van een voorziening in de openbare ruimte.
2.2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het gewijzigde standpunt gesteld dat het gebruik als shortstay appartementen in het bestemmingsplan is toegestaan en dat dus geen omgevingsvergunning nodig is om daarvan af te wijken. Verweerder blijft echter bij zijn standpunt dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat wordt voldaan aan de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. Het gaat daarbij volgens verweerder voornamelijk om brandveiligheid, maar ook om daglichttoetreding en ventilatie. Op 30 maart 2023 heeft eiseres een wijziging van het bouwplan ingediend, maar verweerder ziet niet in waarom daarmee wel aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan, omdat een toelichting ontbreekt. Volgens verweerder blijkt uit een aanvullend bezwaarschrift van Stichting SOS Den Haag van 4 april 2023 (die ook bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit) op welke punten het bouwplan, inclusief de wijziging, niet voldoet aan het Bouwbesluit 2012.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 23 mei 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Daglichttoetreding en ventilatie
5. Ter zitting is door verweerder desgevraagd medegedeeld dat alleen de in het primaire besluit genoemde brandveiligheidsvoorschriften uit het Bouwbesluit 2012 aan het weigeringsbesluit ten grondslag liggen en niet voorschriften met betrekking tot daglichttoetreding en ventilatie. Het geschil beperkt zich dus tot de vraag of de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het aannemelijk maken dat het bouwplan voldoet aan de brandveiligheidsvoorschriften. [1] Daarom zal de rechtbank de beroepsgronden met betrekking tot daglichttoetreding en ventilatie niet behandelen.
Brandveiligheidsvoorschriften
6. Eiseres betoogt dat het bouwplan wel aan de brandveiligheidsvoorschriften uit het Bouwbesluit 2012 voldoet. Eiseres heeft in de bezwaarfase op 30 maart 2023 nieuwe bouwtekeningen ingediend. Verweerder heeft deze bouwtekeningen volgens eiseres ten onrechte niet bij zijn beoordeling betrokken. Eiseres betwist dat voor de beoordeling een toelichting bij de bouwtekeningen nodig is. Verweerder heeft door slechts te verwijzen naar een aanvullend bezwaarschrift van Stichting SOS Den Haag (die ook bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit) onvoldoende gemotiveerd op welke punten het bouwplan niet aan het Bouwbesluit 2012 voldoet.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bouwtekeningen van 30 maart 2023 niet bij de beoordeling konden worden betrokken, omdat op de bouwtekeningen geen toelichting is gegeven.
6.2.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat verweerder de punten waarop het bouwplan in strijd is met de brandveiligheidsvoorschriften uit het Bouwbesluit 2012 niet voldoende concreet heeft aangegeven. In het primaire besluit is immers vermeld dat het bouwplan in strijd is met afdeling 2.10 (beperking van uitbreiding van brand), afdeling 6.5 (tijdig vaststellen van brand) en afdeling 6.6 (vluchten bij brand) van het Bouwbesluit 2012. Per afdeling is toegelicht waarom het bouwplan niet voldoet.
6.3.
Ter zitting heeft [naam] , de architect, toegelicht waarom met de nieuwe bouwtekeningen van 30 maart 2023 wordt voldaan aan voornoemde afdelingen uit het Bouwbesluit 2012.
6.3.1.
In het primaire besluit is met betrekking tot afdeling 2.10 (beperking van uitbreiding van brand) aangegeven dat niet was aangetoond dat er geen brandoverslag kan optreden vanaf de eerste naar de tweede verdieping, omdat de afstand minder dan één meter is of dat de gevelopeningen dertig minuten brandwerend worden uitgevoerd. Ook is aangegeven dat niet alle brandwerende scheidingen in doorsnede B juist zijn vermeld. [naam] heeft, onder verwijzing naar pagina 27 van de bouwtekeningen, toegelicht dat de brandwerende lijnen in doorsnede B kloppen met de plattegronden. Op pagina 15 van de bouwtekeningen is verder, daar waar de afstand tussen ramen op de verdiepingen kleiner dan één meter is, aangegeven dat brandwerend glas met een WBDBO van 30 minuten toegepast moet worden.
6.3.2.
In het primaire besluit is verder met betrekking tot afdeling 6.5 (tijdig vaststellen van brand) aangegeven dat in een aantal genoemde ruimtes een rookmelder ontbreekt. [naam] heeft, onder verwijzing naar pagina 20 van de bouwtekeningen, toegelicht dat in deze ruimtes rookmelders zijn toegevoegd.
6.3.3.
In het primaire besluit is tot slot met betrekking tot afdeling 6.6 (vluchten bij brand) aangegeven dat de deuren van de bergingen niet zelfsluitend zijn uitgevoerd. [naam] heeft, onder verwijzing naar pagina 20 van de bouwtekeningen, toegelicht dat de deuren van alle bergingen zelfsluitend zijn.
6.4.
De rechtbank overweegt dat ook hangende het bezwaar ondergeschikte wijzigingen in de aanvraag kunnen worden aangebracht. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier om onderschikte wijzigingen, omdat het slechts om verduidelijkingen gaat. Artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op grondslag van het bezwaar een volledige heroverweging van het primaire besluit plaatsvindt. Als uitgangspunt daarbij geldt dat bij het nemen van een besluit op bezwaar het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. Dit wordt wel een "ex nunc" beoordeling genoemd. "Ex nunc" beoordelen in bezwaar houdt in dat het bestuursorgaan de heroverweging in beginsel moet laten plaatsvinden aan de hand van het op het moment van de beslissing op bezwaar geldende recht en feiten en omstandigheden. Ten tijde van het bestreden besluit lag er een gewijzigde aanvraag met voornoemde gewijzigde bouwtekeningen. Het is op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo aan verweerder om aan de hand van de verstrekte gegevens en bescheiden te beoordelen of het aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de brandveiligheidsvoorschriften. Verweerder heeft de gewijzigde bouwtekeningen echter niet inhoudelijk beoordeeld, terwijl deze tekeningen wel ten aanzien van alle in het primaire besluit genoemde aandachtspunten voorzien in een aanpassing. Dat, zoals verweerder stelt, de tekeningen zonder toelichting niet duidelijk zijn, volgt de rechtbank niet. Verweerder dient bouwtekeningen immers ook zonder toelichting te kunnen beoordelen en doet dat in de praktijk ook. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden (waaronder de gewijzigde bouwtekeningen) het niet aannemelijk maken dat het bouwplan voldoet aan de brandveiligheidsvoorschriften uit het Bouwbesluit 2012.
6.5.
Het betoog slaagt.

Conclusie en gevolgen

Bestuurlijke lus
7. Nu het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en ontoereikend is gemotiveerd, is het in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding verweerder in de gelegenheid te stellen het hiervoor onder 6.4 genoemde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder kan dit doen door een aanvullende motivering te geven of door het nemen van een nieuw besluit. Verweerder dient nader te motiveren of en zo nee, waarom niet, de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden (waaronder de gewijzigde bouwtekeningen) het aannemelijk maken dat het bouwplan voldoet aan de brandveiligheidsvoorschriften uit het Bouwbesluit 2012.
7.1.
Als verweerder gebruik wenst te maken van de gelegenheid het gebrek te herstellen geldt hiervoor een termijn van twaalf weken. Indien verweerder meer tijd nodig heeft voor een verbeterde motivering dient hij vóór ommekomst van deze termijn gemotiveerd aan de rechtbank om verlenging hiervan te verzoeken.
7.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb verzoekt de rechtbank verweerder zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen twee weken na verzending van deze uitspraak, kenbaar te maken of gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Indien verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres op grond van artikel 8:51b, derde lid, van de Awb de gelegenheid geven te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7.3.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op de rechtbank binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo