ECLI:NL:RBDHA:2025:10072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
AWB 25.1741
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 13 januari 2025 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. Op 15 april 2025 heeft de minister op het bezwaar beslist, maar verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing, waardoor de termijn hiervoor inmiddels was verstreken. De voorzieningenrechter oordeelde dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien er geen bezwaar meer aanhangig was en verzoeker geen beroep had ingesteld, was het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek afgewezen en verklaard dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 25/1741

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2025 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 15 april 2025 heeft verweerder op het bezwaar beslist.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is.
2. Aangezien verweerder inmiddels op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Gebleken is dat verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar, terwijl de termijn daarvoor inmiddels is verlopen, zodat geen toepassing kan worden gegeven aan artikel 8:81 van de Awb (het aanmerken van een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar als een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep).
3. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M. Gasi, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.