22.6.De rechtbank begrijpt uit het nieuwsdat er recent een nieuw ambtsbericht is verschenen voor Jemen. De minister heeft op de zitting geen antwoord gegeven op de vraag of dit nieuwe ambtsbericht in deze procedure kan worden ingebracht. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de minister ook dit document geheim houdt voor zowel de rechtbank als eiser. Ook dit is in strijd met de hiervoor genoemde bepalingen van de Procedurerichtlijn.
23. Gelet op de handelwijze van de minister hecht de rechtbank er, tot slot, aan nog het volgende op te merken. Ambtsberichten zijn een essentiële informatiebron voor het asielbeleid van de minister. Zij dienen als basis voor de motivering van besluiten in asielzaken. Dat de minister deze stukken geheim houdt, belemmert niet alleen de rechtbank in het uitvoeren van zijn taak, maar verhindert ook dat eiser zijn verdediging op een effectieve manier kan voeren. Dat is in strijd met fundamentele beginselen van de democratische rechtsstaat, zoals rechterlijke controle en het grondrecht van een vreemdeling op een eerlijk proces. Deze handelwijze van de minister is niet toegestaan binnen een democratische rechtsstaat.
24. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte zijn identiteit ongeloofwaardig heeft bevonden. Volgens eiser heeft hij zijn identiteit aangetoond door de echt bevonden Jemenitische identiteitskaart.
25. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn identiteit niet heeft aangetoond. Daarbij merkt de minister allereerst op dat eiser zijn identiteit niet hoeft
aan te tonen(cursivering rechtbank), maar deze enkel aannemelijk hoeft te maken. Daarnaast heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom ondanks de echt bevonden Jemenitische identiteitskaart geconcludeerd moet worden dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Het enkele gegeven dat Bureau Documenten geen uitspraak kan doen over de opmaak, afgifte en inhoud van dat document en daarom zijn identiteit niet kan worden vastgesteld, vindt de rechtbank hiervoor onvoldoende. De minister heeft namelijk onderzoek laten doen door Bureau Documenten of de overgelegde Jemenitische identiteitskaart echt is en dat blijkt zo te zijn. Het is de rechtbank niet duidelijk waarom eiser volgens de minister dan nog een poging moet ondernemen om een nieuw paspoort aan te vragen in Jemen en deze naar Nederland te laten sturen. Het bestreden besluit is daarom ook op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd. De minister moet een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling maken van de door eiser gestelde identiteit. Daarbij moet de minister rekening mee houden met de echt bevonden identiteitskaart. De beroepsgrond slaagt.
Gedwongen deelname aan het gewapend conflict in Jemen?
26. Eiser voert aan dat het enkele feit dat hij slechts tweemaal is gevraagd zich aan te sluiten bij het gewapend conflict en daar met smoesjes onderuit is gekomen, niet garandeert dat hij in de toekomst niet toch gedwongen zal worden gerekruteerd. De minister heeft zijn verklaring op dit punt ten onrechte niet geloofwaardig geacht.
27. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser gedwongen wordt gerekruteerd om deel te nemen aan het gewapende conflict in Jemen. De minister heeft hiervoor van belang mogen vinden dat eiser heeft verklaard dat hij tweemaal in zes jaar tijd op informele wijze is benaderd door kennissen bij het gebruik van khat, maar dat hij beide keren met smoesjes heeft kunnen weigeren.Bovendien hebben deze smoesjes geen gevolgen gehad voor eiser; hij heeft geen persoonlijke problemen ondervonden.Eiser heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van gedwongen rekruteringspogingen. De minister heeft eisers verklaringen als het gaat om de gedwongen deelname aan het gewapend conflict daarom ongeloofwaardig mogen achten. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen vanwege tatoeage?
28. Eiser voert aan dat hij niet onder elke omstandigheid zijn tatoeage bedekt kan houden. Gezien de locatie van de tatoeage kan hij in een situatie terecht komen waarin hij geen invloed kan uitoefenen op het al dan niet bedekken ervan, met alle gevolgen van dien. De minister is hier in het bestreden besluit onvoldoende op ingegaan volgens eiser.
29. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Statevolgt dat het van de concrete omstandigheden van een zaak afhangt of alleen het hebben van een tatoeage al aan terugkeer in de weg staat. Hierbij is onder meer relevant de locatie en grootte van een tatoeage, de precieze vorm van de tatoeage en het land waarnaar de vreemdeling moet terugkeren.
30. De rechtbank overweegt dat de minister op dit punt heeft getoetst op de geloofwaardigheid van het asielrelaas. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder op zwaarwegendheid had dienen te toetsen. De tatoeage zit nu eenmaal op de rechter bovenarm van eiser; de vraag is dan ook of wat er zal gebeuren bij terugkeer naar Jemen zwaarwegend genoeg is om als vervolging of ernstige schade te worden aangemerkt. De rechtbank is daarbij van oordeel dat de minister zich niet op het standpunt kan stellen dat eiser de tatoeage met kleding of op een andere manier kan bedekken en na terugkeer in Jemen onder alle omstandigheden verborgen kan houden, om zo vervolging of ernstige schade te voorkomen. Het is immers niet ondenkbaar, zoals eiser aanvoert, dat hij in een situatie terecht kan komen waarbij hij zijn arm niet bedekt kan houden. Bijvoorbeeld als eiser een ongeluk zou krijgen in Jemen en naar het ziekenhuis moet worden overgebracht. Dat soort situaties kan hij zelf niet voorkomen.
31. Het bestreden besluit is op dit punt dus niet deugdelijk gemotiveerd. De minister moet dit asielmotief opnieuw, en dit keer op zwaarwegendheid, toetsen. Daarbij moet de minister er rekening mee houden dat eisers tatoeage bij terugkeer in Jemen bekend zou kunnen worden. De beroepsgrond slaagt.
Persoonlijk gevaar door stammenstrijd?
32. Eiser voert aan dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen persoonlijk gevaar loopt door de stammenstrijd. Volgens eiser heeft hij de stammenstrijd wel degelijk met de overgelegde nieuwsberichten aangetoond. Hoewel eiser zelf nog geen persoonlijke problemen heeft ondervonden vanwege deze stammenstrijd, zijn familieleden van eiser door deze strijd omgekomen.
33. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade door de stammenstrijd tussen de [naam stam 1] -stam en de [naam stam 2] -stam. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat leden van de [naam stam 1] -stam te vrezen hebben voor ernstige schade.Uit geen van de overlegde nieuwsberichten kan worden afgeleid dat de daarin genoemde personen zijn omgekomen vanwege hun band met de [naam stam 1] -stam. Ook valt daaruit niet af te leiden dat er een stammenstrijd is tussen de tussen de [naam stam 1] -stam en de [naam stam 2] -stam. Bovendien heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser heeft verklaard dat hij nooit persoonlijk problemen heeft gehad met de [naam stam 2] -stam.De beroepsgrond slaagt niet.
34. Eiser voert aan dat de minister de asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser de minister niet heeft misleid. Hoewel eiser heeft gereisd met een paspoort en verblijfsdocument die niet van hem waren en deze documenten heeft verscheurd en weggegooid, heeft eiser deze documenten nooit aan de minister laten zien. Eiser heeft zich altijd onder zijn eigen naam gepresenteerd en zijn eigen identiteitskaart overgelegd.
35. Omdat het beroep gegrond is en de minister opnieuw een besluit moet nemen, ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om te beoordelen of de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen.