2.2DJI legt het volgende aan haar verzoeken ten grondslag. [verweerder] , geboren op [datum] 1971, is op 14 oktober 1997 bij DJI in dienst getreden. Zijn salaris bedraagt € 4.868,02 bruto per maand, met een IKB budget ad € 803,22. Op deze arbeidsovereenkomst is de CAO Rijk van toepassing. DJI voert namens de minister van Justitie en Veiligheid straffen en vrijheidsbenemende maatregelen uit die door de rechter zijn opgelegd. Zij is verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg en veiligheid van justitiabelen en werkt met hen samen aan de voorbereiding op hun terugkeer in de maatschappij. DJI heeft in het land 50 vestigingen, waaronder de penitentiaire inrichting (PI) te Alphen aan den Rijn. [verweerder] werkt sinds 1 oktober 2007 als Plv. hoofd Arbeid binnen deze PI. In die functie geeft hij samen met het Hoofd Arbeid leiding aan de medewerkers van het Arbeidsbedrijf van de PI. Daarnaast ondersteunt hij het Hoofd Arbeid onder meer bij het afsluiten van dienstverleningsovereenkomsten. Het Plv. hoofd Arbeid bewaakt de uitvoering van de opdrachten die aan het Arbeidsbedrijf zijn verleend en onderhoudt de contacten met in- en externe partners. Het is de taak van het Plv. hoofd Arbeid om voor het team een zo werkbaar en veilig mogelijk klimaat te creëren, waarbij wederzijds vertrouwen en het stimuleren van gedetineerden belangrijk is. Eind november 2024 kreeg DJI van meerdere collega’s signalen waaruit bleek dat [verweerder] voor zijn eigen metaalbedrijf, [bedrijfsnaam] , twee metalen platen had laten bewerken door collega’s en gedetineerden van de afdeling Arbeid. Hij zou op 19 november 2024 aan collega’s hebben gevraagd of zij die dag de metalen platen voor hem konden bewerken. Daar was die dag geen tijd voor. De bewerking van de platen zou hebben plaatsgevonden op 21 november 2024. Naar aanleiding van deze berichten is [verweerder] op 28 november 2024 uitgenodigd voor een hoorgesprek met DJI. Tijdens dit gesprek heeft [verweerder] bevestigd dat hij op 21 november 2024 ten behoeve van zijn metaalbedrijf twee metalen platen heeft laten ponsen door de collega’s en gedetineerden van de afdeling Arbeid, zonder opdrachtbevestiging en zonder toestemming van zijn directe leidinggevende. De betreffende platen had hij op 20 november 2024 met de auto naar de PI gebracht. Nadat de platen waren geponst, heeft hij deze dezelfde dag mee naar huis genomen. Volgens [verweerder] zouden de platen zijn behandeld op het moment dat er geen productie was. Van een verstoring van het productieproces was volgens zijn zeggen dus geen sprake. [verweerder] heeft in het verleden meerdere keren opdrachten laten uitvoeren voor zijn eigen bedrijf door de afdeling Arbeid, maar daar gingen officiële opdrachten aan vooraf en daarvoor had hij toestemming van zijn leidinggevende. De afgelopen drie jaar was dat volgens hem niet meer voorgekomen. Van de Plv. vestigingsdirecteur van PI Alphen had hij te horen gekregen dat hij geen opdrachten meer voor zijn eigen bedrijf mocht verstrekken aan PI Alphen in verband met mogelijke risico’s van belangenverstrengeling. Tijdens het gesprek van 28 november 2024 is verder aan de orde gekomen het meenemen van afvalhout van PI Alphen door [verweerder] voor in zijn open haard. [verweerder] heeft tijdens dat gesprek erkend dat hij dat in het verleden had gedaan, met toestemming van zijn leidinggevende, maar dat hij dit al bijna drie jaar niet meer deed, nadat hij te horen had gekregen dat het niet verstandig was om dat te doen. Tijdens het gesprek is verder aan de orde gekomen dat DJI van collega’s te horen had gekregen dat [verweerder] het oud ijzer en/of aluminium inlevert en dat onduidelijk zou zijn wat er met de opbrengst gebeurt. [verweerder] heeft erkend dat hij aluminium inlevert en dat de opbrengsten, na het vertrek van [naam 1] , tot december 2024 Hoofd Arbeid bij PI Alphen, door hem ( [verweerder] ) werden bewaard. De opbrengst van het aluminium werd volgens [verweerder] gebruikt voor teamaangelegenheden. Een administratie werd niet bijgehouden. Na dit gesprek is [verweerder] geschorst, omdat DJI zijn verklaringen wilde verifiëren. Zijn schorsing is hem bij brief d.d. 29 november 2024 bevestigd. Op 29 november heeft DJI gesproken met drie collega’s van [verweerder] , te weten [naam 2] (medewerker Arbeid Metaal), [naam 3] (medewerker Arbeid Metaal) en [naam 4] (Magazijnmedewerker). [naam 2] heeft verklaard dat [verweerder] hem een week voor 19 november 2024 had gevraagd of hij tijd had voor het bewerken van zijn platen. Uiteindelijk heeft hij dat samen met een gedetineerde op 21 november 2024 gedaan, omdat [verweerder] de platen die dag gereed wilde hebben. [naam 2] en de gedetineerde hebben ongeveer 1 uur aan de platen gewerkt. Het productieproces voor een klant moest daarvoor worden stilgelegd. [naam 2] heeft verder verklaard dat [verweerder] regelmatig afvalhout meeneemt en dat recent nog had gedaan. [naam 3] heeft verklaard dat [verweerder] voor 20 november meerdere keren had gebeld naar de afdeling Metaal met de vraag of zij tijd hadden om de platen te snijden, ponsen e.d. en dat daarop is geantwoord dat dat pas op 22 november 2024 kon. Volgens [naam 3] heeft [verweerder] uiteindelijk met [naam 2] en een gedetineerde geregeld dat de platen op 21 november 2024 konden worden bewerkt. Het productieproces dat gaande was voor een klant, moest daarvoor worden stilgelegd. [naam 4] heeft verklaard dat hij [verweerder] heeft geholpen met het uitladen van de platen en dat hij daarvoor geen invoerbewijs had. Hij vertelde verder dat [verweerder] regelmatig zaken de PI binnenbrengt zonder invoerbewijs. [naam 4] vertelde ook dat [verweerder] 6 à 8 weken geleden afvalhout heeft meegenomen en dat hij dat 4 à 5 keer per jaar doet. DJI heeft op 3 december 2024 een e-mailbericht ontvangen van [naam 5] . Hij schreef onder meer dat hij omstreeks eind september 2024 getuige was geweest van een discussie tussen [verweerder] en een collega over zakken afvalhout. Uit zijn bericht blijkt dat [verweerder] eind september 2024 afvalhout heeft meegenomen. [naam 6] , Plv. Vestigingsdirecteur van de PI Alphen, heeft bij e-mailbericht d.d. 4 december 2024 geschreven dat hij eind mei/begin juni 2024 met klem tegen [verweerder] heeft gezegd dat hij, om alle schijn van belangenverstrengeling te voorkomen, op geen enkele wijze werk van hem zelf in de PI Alphen mocht uitvoeren en dat [verweerder] hem heeft gezegd dat hij dit al zo’n twee maanden niet meer deed en dit absoluut niet meer zou doen. Op 4 december 2024 heeft DJI een vervolggesprek gevoerd met [verweerder] . [verweerder] heeft tijdens dat gesprek gezegd dat de voor de voor de bewerking van de platen benodigde machine moest worden omgebouwd, hetgeen 5 à 10 minuten in beslag zou hebben genomen, dat de bewerking van de platen heeft plaatsgevonden tussen twee opdrachten door en dat hij op de bewerking van de platen geen enkele tijddruk heeft gelegd. Hij heeft tijdens dat gesprek gezegd dat hij circa twee of vier maanden geleden vier zakken afvalhout had opgehaald. Het meenemen van afvalhout zou volgens hem ook gebeuren door andere werknemers van DJI, waaronder directeuren. Tijdens het gesprek van 4 december 2024 zei [verweerder] verder dat hij door de afdeling Textiel van de PI Alphen een bootzeil had laten maken voor zijn zoon. Daarvoor zou [naam 1] hem mondeling toestemming hebben gegeven. Aan het einde van het gesprek is tegen [verweerder] gezegd dat DJI de arbeidsovereenkomst met hem wil beëindigen. Bij brief van 17 december 2024 is hem dat bevestigd. [verweerder] heeft zich moeten gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar. Hij mag in die hoedanigheid niets doen wat het aanzien van het ambt zal schaden. Deze norm is nader uitgewerkt in de Gedragscode Integriteit Rijk en De Gedragscode Dienst Justitiële Inrichtingen. De kernwaarden zijn: respect, betrouwbaarheid, openheid en professionaliteit. Het niet integer handelen van een ambtenaar kan, met name in een gesloten omgeving als een PI, voor veiligheidsrisico’s zorgen en het aanzien van de overheid schaden. Werken voor de Rijksoverheid en met name DJI betekent: werken in een glazen huis. Van een ambtenaar als [verweerder] mag worden verwacht dat hij dat weet. [verweerder] heeft zich niet als goed ambtenaar gedragen. Hij heeft, ofschoon hij in mei/juni 2024 te horen had gekregen dat dit niet was toegestaan, medewerkers en gedetineerden van PI Alphen aan den Rijn ingeschakeld om werkzaamheden te laten uitvoeren voor eigen gewin, zonder dat dit de instemming had van DJI. Hij heeft zonder de instemming van DJI door de afdeling Textiel van PI Alphen een bootzeil laten maken voor zijn zoon. Voorts heeft hij zonder toestemming bij herhaling afvalhout meegenomen uit de PI voor eigen gebruik, waarover hij, tijdens het gesprek van 28 november 2024, een onjuiste verklaring heeft afgelegd. Daarnaast heeft hij, in strijd met de hem bekende regels, bij herhaling goederen van buiten naar binnen meegenomen en vice versa, zonder dat hij beschikte over een geldig invoer- en/of uitvoerbewijs. Als leidinggevende had [verweerder] een voorbeeldfunctie. Van hem werd verwacht dat hij integriteitsrisico’s tijdig herkent, benoemt en vervolgens op de juiste wijze aanpakt. Het vertrouwen dat DJI in [verweerder] had, is onherstelbaar beschadigd. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft hij ernstig verwijtbaar gehandeld. Van DJI kan niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren. Voor zover niet sprake zou zijn van ernstig verwijtbaar handelen, is te oordelen dat de arbeidsverhouding door toedoen van [verweerder] ernstig verstoord is geraakt. Door zijn gedrag en handelwijze heeft hij zichzelf onmogelijk gemaakt om nog als leidinggevende bij DJI te functioneren.