ECLI:NL:RBDHA:2025:10164
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft op 12 maart 2025 een verzoek ingediend, maar de minister heeft dit verzoek niet in behandeling genomen omdat Duitsland al een verzoek om terugname heeft aanvaard.
De rechtbank heeft de zaak op 20 mei 2025 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde van de minister was wel aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder haar stelling dat Nederland op grond van artikel 17 van de Dublinverordening gehouden is om haar asielverzoek alsnog in behandeling te nemen vanwege bijzondere omstandigheden. Eiseres betwistte niet dat Duitsland verantwoordelijk is, maar voerde aan dat er relevante feiten en omstandigheden zijn die niet in samenhang zijn getoetst.
De rechtbank concludeert dat de minister zich deugdelijk heeft gemotiveerd en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een afwijking van de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en de minister haar aanvraag niet hoeft te behandelen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.