ECLI:NL:RBDHA:2025:10188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
nl25.12692
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een zwaar inreisverbod voor de duur van tien jaar wegens gebrek aan geactualiseerde risico beoordeling bij terugkeer naar Oekraïne

In deze zaak heeft eiser, een Oekraïense nationaliteit met Russische etniciteit, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, dat hem een zwaar inreisverbod voor de duur van tien jaar oplegde. Dit besluit was gebaseerd op de veronderstelling dat het gedrag van eiser een ernstige bedreiging voor de samenleving vormde. De rechtbank heeft op 12 juni 2025 geoordeeld dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd of er een risico op schending van het beginsel van non-refoulement bestond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geactualiseerde beoordeling was gemaakt van de risico's die eiser loopt bij terugkeer naar Oekraïne, wat noodzakelijk is volgens het arrest Ararat. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij de minister werd veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1814,--.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12692

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [datum] ,
van Oekraïense nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Samenvatting

1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 maart 2025, inhoudende een zwaar inreisverbod voor de duur van tien jaren, een terugkeerbesluit en een besluit tot signalering op te leggen voor de duur van tien jaren (bestreden besluit).
1.1.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat de minister niet heeft gemotiveerd of er sprake is van een mogelijke schending van het beginsel van non-refoulement. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Eiser is niet verschenen.

Procesverloop

2. Eiser, geboren op [datum] , in Sevastopol (Sovjet-Unie), heeft de Oekraïense nationaliteit en de Russische etniciteit. Eiser is bij vonnis van 17 oktober 2023 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf wegens het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland binnen brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
2.1.
Op 6 november 2023 heeft de Koninklijke Marechaussee eiser gehoord over het voorstel om aan hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod op te leggen. Op dezelfde datum heeft de Koninklijke Marechaussee het voorstel ingediend bij de minister.
2.2.
Op 14 mei 2024 heeft de minister het voornemen kenbaar gemaakt om een besluit tot signalering (in het Schengen-Informatiesysteem SIS) voor de duur van 10 jaar op te leggen. Eiser heeft bij zienswijze van 18 mei 2024 gereageerd op het voornemen van 14 mei 2024.
3. In het bestreden besluit heeft de minister een inreisverbod voor de duur van 10 jaar aan eiser opgelegd. [1] Het bestreden besluit is eveneens een terugkeerbesluit (terugkeer naar Oekraïne) en een besluit tot signalering in het SIS-systeem voor de duur van 10 jaar. De minister heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het gedrag van eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. De minister ziet in eisers persoonlijke omstandigheden geen reden om af te zien van het opleggen van het inreisverbod. Ook is er volgens de minister geen sprake van strijd met artikel 8 van het EVRM [2] . De vrees voor zijn leven bij terugkeer naar Oekraïne en of er sprake is van een risico op refoulement kan volgens de minister alleen in een asielprocedure worden beoordeeld. Eiser heeft in 2024 zijn asielaanvraag ingetrokken en daarmee aangegeven dat hij geen aanspraak wenst te maken op bescherming in Nederland. Eiser moet het grondgebied van de Europese Unie (behalve Ierland), Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein meteen na het einde van zijn detentie verlaten. Eiser dient terug te keren naar Oekraïne.
4. De rechtbank is met eiser van oordeel dat de minister ten onrechte ten tijde van het bestreden besluit geen geactualiseerde beoordeling heeft gemaakt van de risico’s die eiser loopt om bij terugkeer aan Oekraïne te worden blootgesteld aan behandelingen die door de artikel 4 en 19, tweede lid, van het EU-Handvest absoluut verboden worden. Ook in deze beroepsprocedure is geen dergelijke boordeling door de minister gemaakt. Een dergelijke beoordeling is echter, gelet op het arrest Ararat [3] , noodzakelijk, omdat de minister zich ervan moet vergewissen dat er geen zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat eiser bij terugkeer naar Oekraïne een reëel risico loopt om aldaar te worden onderworpen aan de doodstraf, folteringen of onmenselijke of vernederende behandelingen.
4.1.
De rechtbank acht sprake van een ernstig gebrek en ziet reeds hierom aanleiding het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit als geheel te vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een bespreking van de andere beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
5.1.
De minister wordt veroordeeld in de door eiser gemaakt proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1814,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1814,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra – Verbeek, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 66a, zevende lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000, in samenhang gelezen met artikel 6.5a, vijfde lid aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Arrest van het EU-hof van 17 oktober 2024, C-156-23 (Ararat).