ECLI:NL:RBDHA:2025:10190
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Turkse nationaliteit op grond van artikel 31 Vw 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 uitspraak gedaan over de afwijzing van de asielaanvraag van een eiser van Turkse nationaliteit. Eiser, geboren op [datum], heeft op 21 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, mede namens zijn minderjarige zoon. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 28 maart 2025 afgewezen, met als reden dat de aanvraag ongegrond was. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat zijn asielrelaas niet volledig is meegenomen in de besluitvorming.
De rechtbank heeft op 3 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. Eiser heeft verklaard dat hij Turkije heeft verlaten vanwege bedreigingen en de vermissing van zijn vrouw en dochter, en dat hij vreest voor vervolging vanwege zijn politieke activiteiten voor de HDP. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de minister de asielmotieven 1 (identiteit en nationaliteit) en 5 (discriminatie) geloofwaardig achtte, maar de overige motieven ongeloofwaardig vond. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten dat eiser geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat hij geen reëel risico loopt bij terugkeer naar Turkije.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.