6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. In de eerste plaats heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met een mes stekende en/of snijdende bewegingen te maken richting het slachtoffer [aangever] . Hierbij is [aangever] tweemaal geraakt waardoor hij twee snijwonden (in de buik en schouder) heeft opgelopen die gehecht moesten worden. De verdachte heeft vervolgens op het politiebureau niet voldaan aan de vordering van de politie-inspecteur om mee te werken aan een bloedproef.
De aanleiding voor het geweld richting [aangever] lijkt te zijn gelegen in de veronderstelling bij de verdachte dat de aangever de fiets van de verdachte had gestolen; een aanleiding die geweld en zeker geweld zoals hier is gebruikt op geen enkele manier rechtvaardigt. Dat het letsel redelijk beperkt is gebleven, is niet aan het handelen van de verdachte te danken. De aanval met het mes heeft niet alleen bij het slachtoffer voor angst gezorgd, maar ook voor de overige aanwezigen in de woning die het incident moesten aanschouwen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 november 2024, waaruit volgt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia-rapport over de verdachte van de GZ-psycholoog L. Stam, MSc, van 7 maart 2025 en van een Pro Justitia-rapport van de psychiater prof. dr. D.J. Vinkers van 27 februari 2025. De rapportages zijn opgemaakt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De psycholoog stelt bij de verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken vast, en stoornissen in het gebruik van cocaïne, alcohol en cannabis en zwakbegaafdheid. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit en beïnvloedden zijn gedragskeuzes en gedragingen. De psycholoog concludeert dat de impulsiviteit, boosheid, mate van achterdocht en krenking waar sprake van is bij de verdachte, hebben bijgedragen aan het bewezenverklaarde feit. De verdachte was tevens onder invloed van alcohol die eventuele remmingen verder heeft verlaagd. De psycholoog adviseert om het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psycholoog concludeert dat, zonder interventies, het risico op gewelddadig gedrag hoog is, gelet op de langdurige ernstige agressieregulatie-problematiek, waarop het middelengebruik een versterkende werking heeft. Een behandeling hiervoor kan het best plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. De verdachte toont volgens de psycholoog voldoende motivatie om aan zijn middelenproblematiek te werken en de bereidheid om zich aan voorwaarden te houden lijkt ten opzichte van eerdere periodes in zijn leven te zijn vergroot. De verwachting is dat de verdachte bij een strenger kader (tbs met voorwaarden) eerder zijn motivatie zal verliezen waardoor het risico op recidive dan niet zal verminderen. De psycholoog denkt dat de meeste gedragsverandering wordt behaald binnen een minder strikt kader, waardoor de effectiviteit van behandeling binnen een kader van bijzondere voorwaarden naar verwachting het grootst zal zijn.
De psychiater komt tot dezelfde conclusie: een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, stoornissen in het gebruik van cocaïne, alcohol en cannabis en zwakbegaafdheid, en dat deze stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit en zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloedden. De verdachte is door zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken snel gekrenkt en door zijn zwakbegaafdheid is zijn frustratietolerantie erg beperkt. Zijn agressieregulatie-problematiek wordt versterkt door zijn middelengebruik. De psychiater adviseert het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psychiater schat de kans op recidive in geweld en grensoverschrijdend gedrag hoog in en adviseert daarom ook een opname in een verslavingskliniek als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. De psychiater acht de verdachte gemotiveerd voor een (klinische) behandeling voor zijn middelengebruik.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 8 april 2025, waaruit volgt dat de reclassering zich aansluit bij de hiervoor besproken rapporten en adviezen en concludeert dat bij de verdachte sprake is van een hoog risico op recidive en letsel en een gemiddeld risico op het onttrekken aan voorwaarden. De reclassering acht een tbs met voorwaarden een mogelijkheid om langdurige abstinentie te bewerkstelligen en daarmee de kans op recidive te verminderen, maar omdat de verdachte heeft aangegeven hier niet aan mee te willen werken, adviseert de reclassering geen tbs met voorwaarden. De reclassering adviseert een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren. De reclassering adviseert een meldplicht, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, dagbesteding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert tevens deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en gedurende de proeftijd een contactverbod met de aangever op te leggen als vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr, waarbij deze maatregel ook dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard.
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies en adviezen van de deskundigen worden gedragen door hun bevindingen, legt de rechtbank die conclusies mede ten grondslag aan haar oordeel over de straftoemeting. De rechtbank zal de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling daarom in verminderde mate aan de verdachte toerekenen. Ten aanzien van het bewezenverklaarde feit 2 overweegt de rechtbank dat de problematiek die door de deskundigen is geschetst er ook toe heeft geleid dat de verdachte niet heeft voldaan aan het de vordering van de politie-inspecteur om mee te werken aan een bloedproef. De rechtbank zal daarom ook dit bewezenverklaarde feit verminderd toerekenen aan de verdachte.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Gezien de ernst van de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling, zal in de strafmaat de nadruk hier vooral op liggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden voor een voltooide poging tot zware mishandeling waarbij middelzwaar lichamelijk letsel is toegebracht met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen). In dit geval acht de rechtbank strafverhogend de veelvuldige recidive van geweldsdelicten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank zal een deel van die straf, te weten twee maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een poging tot zware mishandeling. Gelet op het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel 38v Sr
De rechtbank is, mede gelet op het hoge recidiverisico, van oordeel dat oplegging van een maatregel ex artikel 38v Sr ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte passend en geboden is. Deze maatregel bestaat uit een contactverbod, inhoudende dat de verdachte gedurende drie jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangever [aangever] , geboren op [datum 2] 1982. De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totaal maximum van 6 maanden.
De rechtbank zal bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon.