ECLI:NL:RBDHA:2025:10227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
09/234387-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Den Haag

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 10 september 2023 in het Wijkpark Transvaal te 's-Gravenhage. De verdachte heeft de aangever, die hij kende, met een mes in de hals gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de aangever van het leven te beroven, maar dat de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en heeft daarnaast tbs met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en een hoog recidiverisico. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet in staat is om zich aan voorwaarden te houden en dat een klinische behandeling noodzakelijk is. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/234387-23
Datum uitspraak: 11 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum 1] 1988 te [plaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [inrichting] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 28 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Stolk en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. M. Bouman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 september 2023 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans een maal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de luchtpijp en/of hals en/of nek en/of de wang, althans in het lichaam van die [aangever] heeft gestoken, en/of meermalen althans een maal (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het lichaan van die [aangever] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 september 2023 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans een maal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de luchtpijp en/of hals en/of nek en/of de wang, althans in het lichaam van die [aangever] heeft gestoken, en/of meermalen althans een maal (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het lichaan van die [aangever] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Op zijn specifieke standpunten wordt – voor zover nodig – hierna nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023284146 (onderzoek Quartier/DH1R023077), van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 104).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 12 september 2023, voor zover inhoudende (p. 8-9):
Plaats delict: Wijkpark Transvaal, ’s-Gravenhage.
Op 10 september was ik op het wijkpark Transvaal. Toen kwam ik een man tegen die ik als volgt kan omschrijven:
- Surinaamse man;
- donker getint;
- Ongeveer 1,65 meter lang
- tatoeages in het gezicht;
- tatoeages over de rest van zijn lichaam;
- zwart kort haar op de bovenkant van zijn hoofd en een zwart staartje;
- Ik ken de man als [bijnaam verdachte] ;
- [bijnaam verdachte] woont op de [adres] in [woonplaats] .
Op het moment dat ik [bijnaam verdachte] tegenkwam werd ik uit het niets door hem gestoken in mijn nek. Ik ben toen naar huis gegaan en heb ik er een baddoek tegenaan gedrukt en ben ik nog even gaan slapen. Toen ik wakker werd, voelde ik een hevige pijn in mijn nek. Ik voelde dat ik niet meer goed kon praten en ademen, het was behoorlijk aan het kloppen. Ik spuugde vervolgens ook bloed.
Ik kan het mes wat [bijnaam verdachte] gebruikte om mij te steken als volgt omschrijven: Lemmet van ongeveer 15 centimeter met een zwart handvat van ongeveer 1 centimeter.
Ik zag dat het mes een scherpe punt had.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 september 2023, voor zover inhoudende (p. 101):
Op 20 september 2023 ontving ik van Medisch Centrum Haaglanden Westeinde een geneeskundige verklaring. De verklaring heeft betrekking op het letsel van [aangever] , geboren op [datum 2] 1994 te [geboorteplaats] . De verklaring beschrijft het letsel waarvan sprake was op het moment dat lqbal op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis werd opgenomen.
De dienstdoende arts omschreef het letsel als volgt: Steekwond hals met subcutaan emfyseem.
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 16 september 2023, voor zover inhoudende (p. 41-42):
V: Over het steekincident op het wijkpark (de rechtbank begrijpt: wijkpark Transvaal, ’s Gravenhage) op 10 september 2023. Wat kan je vertellen?
A: Ik zag die jongen terugkomen en toen zag ik dat hij iets uit zijn broek haalde. Ik keek en ik zag een mes, een zakmesje. Dus vervolgens liep die jongen met die tattoos naar [bijnaam aangever] toe en die ging hem bedreigen. [bijnaam aangever] zei laat me met rust en toen had die jongen met die tattoos hem twee keer gestoken. Een keer in z'n nek en een keer bij zijn kaak. Ik zag dat het mes echt in z’n keel ging.
V: Hoe ziet hij eruit?
A: Hij is beetje brown skin, hij heeft overal tatoeages op zijn gezicht, een zilveren of gouden tand en lang haar naar achter. Zijn achternaam begint iets met ' [bijnaam verdachte] ' ofzo.
V: Heb je het mes goed gezien?
A: Ja het was ongeveer zoiets. Een klein zakmesje.
O: Getuige laat met zijn handen een afmeting van ongeveer 15 centimeter zien.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 15 september 2023, voor zover inhoudende (p. 35-36):
A: Ik was daar bij Wijkpark (de rechtbank begrijpt: wijkpark Transvaal, ’s Gravenhage). Ik kwam daar samen met mijn zoon. Toen kwam [bijnaam aangever] . Hij is neergestoken. [bijnaam verdachte] had ruzie met [bijnaam aangever] , maar dat wist ik niet. Toen zag ik opeens hij doet sjoef sjoef. Ik zag hij prikt hem gewoon bij de tweede keer.
V: Waar stak [bijnaam verdachte] hem?
A: De eerste was in zijn linker wang en de andere was in zijn hals.
V: Hoe zag [bijnaam verdachte] eruit?
A: Hij is nu 34. Hij is een Hindoestaan. Hij heeft meerdere tattoos op zijn gezicht. Hij heet op Facebook ' [gebruikersnaam] '.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 maart 2025, voor zover inhoudende:
U houdt mij voor dat [aangever] een foto van de verdachte heeft verstrekt aan de politie. Het klopt dat ik de persoon ben op de foto op pagina 34 van het dossier.
Het klopt dat ik op Facebook [gebruikersnaam] heet.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
De verdachte wordt – kort gezegd – ervan verdacht op 10 september 2023 in Den Haag de aangever [aangever] te hebben gestoken met een mes in zijn hals dan wel in zijn lichaam. De aangever heeft verklaard dat hij de verdachte in het Wijkpark Transvaal is tegengekomen en uit het niets door hem werd gestoken. Na een melding bij de politie dat in Wijkpark Transvaal iemand zou zijn gestoken is aangever daar door de politie aangetroffen met een steekwond in zijn hals en een wondje op zijn kaak. Aangever is vervolgens naar het ziekenhuis gebracht. De verdachte heeft steeds ontkend de aangever te hebben gestoken en verklaart de aangever die dag ook niet te hebben gezien.
Betrouwbaarheid verklaringen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangever en [getuige 2] onbetrouwbaar zijn doordat zij volgens de politie onder invloed van alcohol zijn afgelegd en daarmee dus onbruikbaar zijn voor het bewijs.
De rechtbank overweegt hierover dat uit het dossier volgt dat de Antilliaanse man (de rechtbank begrijpt: de getuige [getuige 2] ) in eerste instantie bij de politie zegt dat “ze allemaal dronken (waren)” toen er werd gestoken en dat de politie bij het aantreffen van aangever zag en rook dat hij onder invloed van alcohol was. [1] Dat maakt hun verklaringen echter niet zonder meer onbetrouwbaar. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Zowel aangever als de getuige [getuige 2] hebben op meerdere momenten (politie)verklaringen afgelegd die voldoende specifiek en concreet zijn, zowel over het steekincident zelf als over de persoon die zou hebben gestoken. Uit de processen-verbaal van die verklaringen volgt niet dat betrokkenen dusdanig onder invloed waren dat zij niet meer staat konden worden geacht om naar waarheid te verklaren over wat er was gebeurd. Daarnaast was ook [getuige 1] getuige van het incident en blijkt uit het dossier niet dat hij ten tijde van het steekincident onder invloed was van alcohol. De verklaringen van de aangever en de getuige [getuige 2] komen in grote lijnen overeen met de verklaring van de getuige [getuige 1] . Daarnaast vinden de verklaringen van aangever en de getuige [getuige 2] steun in het letsel van aangever. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaringen van aangever en de getuige [getuige 2] betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
Herkenning verdachte
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het de verdachte is die de aangever op 10 september 2023 twee keer heeft gestoken met een mes. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt dat de aangever en de beide getuigen Winkelaar een signalement hebben gegeven van de dader van het steekincident met daarbij specifieke kenmerken, waarbij de gegeven signalementen in grote lijnen met elkaar overeenkomen. Ze hebben het alle drie over een Surinaams/Hindoestaanse man met tatoeages in het gezicht en op het lichaam. Aangever en [getuige 2] verklaren voorts dat zij hem (ook) kennen als “ [bijnaam verdachte] ” en hebben allebei een foto aan de politie verstrekt waarop de dader van het steekincident te zien zou zijn. De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de persoon is die op die foto’s is te zien. Hij heeft ook verklaard “ [gebruikersnaam] ” te heten op Facebook. Daarmee komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte degene is geweest die de aangever met een mes heeft gestoken. De rechtbank wordt in dat oordeel gesterkt doordat “ [bijnaam verdachte] ” op 11 september 2023, één dag na het incident, een Facebookbericht heeft verzonden aan [getuige 2] met daarin de vraag of deze namens hem zijn excuses kan aanbieden aan zijn zoon [getuige 1] met daarbij de boodschap dat hij dit niet had moeten zien.
Resumerend stelt de rechtbank vast dat de verdachte de persoon is geweest die op 10 september 2023 twee keer met een mes heeft gestoken, één keer in de hals van aangever en eenmaal in de richting van de hals/het gezicht van aangever.
Poging tot doodslag
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er bij de verdachte geen sprake is geweest van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van de aangever.
Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te komen, moet kunnen worden bewezen dat de verdachte opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank ziet geen aanwijzingen in het dossier en het verhandelde op de terechtzitting dat de verdachte “vol” opzet heeft gehad op de dood van de aangever. Van voorwaardelijk opzet op de dood is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever als gevolg van zijn handelen zou kunnen komen te overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De eerste vraag, of de kans op de dood van de aangever, aanmerkelijk was, beantwoordt de rechtbank bevestigend. Door met een mes in de hals van aangever te steken en in de richting van zijn hals/gezicht had aangever dodelijk letsel kunnen oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hals een kwetsbaar deel van het lichaam is waarin zich vitale delen – zoals slagaders en de luchtpijp – bevinden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de kans dat de verdachte het slachtoffer dodelijk had kunnen raken aanmerkelijk was. De gedragingen van de verdachte – het twee keer uit het niets en onbeheerst steken met een mes in de hals en in de richting van de hals/ het gezicht – kunnen tevens naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 10 september 2023 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de hals van die [aangever] heeft gestoken, en een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het
lichaamvan die [aangever] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs of tbs-maatregel) met een bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) ongemaximeerd wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen met daarbij geen oplegging van een langdurige gevangenisstraf zodat de verdachte snel met zijn behandeling kan starten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door tweemaal te steken in de richting van het gezicht en de hals van het slachtoffer [aangever] waarbij het mes ook in de hals van het slachtoffer terecht is gekomen. Het slachtoffer heeft hierdoor een steekwond in de hals opgelopen. Het is goed voorstelbaar dat het voor het slachtoffer ook slechter had kunnen aflopen en dat hij deze aanval had moeten bekopen met de dood. Dat het letsel redelijk beperkt is gebleven, is niet aan het handelen van de verdachte te danken. De aanleiding voor het geweld lijkt te zijn gelegen in het feit dat de aangever eerder bier had laten vallen op de vloer van de verdachte; een aanleiding die geweld en zeker geweld zoals hier is gebruikt op geen enkele manier rechtvaardigt. Daarnaast vond de steekpartij plaats in een openbaar park en waren er meerdere personen getuige van de steekpartij, onder wie een kind dat het incident op zeer korte afstand heeft moeten zien gebeuren. Dergelijk geweld draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft vervolgens op geen enkel moment openheid van zaken gegeven over wat er is gebeurd, geen spijt betuigd en zich niet meewerkend opgesteld. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van de verdachte.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 februari 2025, waaruit volgt dat de verdachte in 2023 door het gerechtshof Den Haag is veroordeeld voor een poging tot doodslag, gepleegd in 2018.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum (PBC) van psychologen L. Zijp en T.W. van de Kant en psychiater C.M. Gouverneur (hierna: de deskundigen) van 10 januari 2025.
De deskundigen stellen vast dat bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis. Bij de verdachte is sprake van langdurig en ernstig disfunctioneren op meerdere leefgebieden waaronder werk, wonen en sociale relaties. Hierbij heeft het overmatig gebruik en de afhankelijkheid van middelen een grote rol gespeeld, maar daarnaast komt het disfunctioneren ook voort uit de tekortschietende probleemoplossingsvaardigheden en de scheefgroei in de persoonlijkheid van de verdachte. De verdachte is in zijn leven ook een aantal keer opgenomen geweest bij de verslavingszorg voor een detoxificatiebehandeling. De deskundigen concluderen dat deze stoornissen, gezien de chroniciteit en de duurzaamheid van de psychopathologie waarvan bij de verdachte sprake is, aanwezig waren ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit. Doordat de verdachte grotendeels heeft geweigerd om deel te nemen aan het onderzoek in het PBC, is het voor de deskundigen onbekend gebleven welke keuzes de verdachte heeft gemaakt ten tijde van het bewezenverklaarde feit en welke beweegredenen hij daarvoor heeft gehad. Desalniettemin concluderen zij gezien de duurzaamheid en de chroniciteit van zowel de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis als de stoornissen in middelengebruik dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de psychopathologie geen rol heeft gespeeld bij zijn gedragskeuzes.
De deskundigen concluderen dat er sprake is van een hoog recidiverisico als de verdachte niet wordt behandeld voor zijn stoornissen in middelengebruik en zijn persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen schatten in dat een tbs met voorwaarden niet haalbaar is. Gezien de aard van de problematiek en de voorgeschiedenis wordt verwacht dat de verdachte zich onvoldoende gedurende een lange tijd kan committeren aan de voorwaarden. Bij de verdachte is sprake van zelfoverschatting en onvoldoende probleembesef en ziekte-inzicht, waardoor de kans op het vastlopen van een voorwaardelijk behandeltraject aanzienlijk toeneemt. Tezamen met het hoge risico op recidive en de ernst van de geweldsdelicten in het verleden, wordt daarom een stevig behandelkader geadviseerd met een hoge zorgintensiteit en een hoge mate van beveiliging. Concluderend adviseren de deskundigen een klinische behandeling in een forensisch psychiatrisch centrum en om deze behandeling op te leggen in het kader van een tbs met dwangverpleging.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 maart 2025, waaruit volgt dat de reclassering zich aansluit bij het hiervoor besproken rapport en advies en concludeert dat er bij de verdachte sprake is van een hoog risico op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden. De reclassering komt tot de conclusie dat zij de verdachte niet in staat acht om, gelet op die risico’s, zich voor langere tijd te kunnen committeren aan voorwaarden en acht een tbs met voorwaarden daarom niet haalbaar. De reclassering adviseert daarom eveneens een tbs met dwangverpleging op te leggen.
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies en adviezen van de deskundigen worden gedragen door hun bevindingen, legt de rechtbank die conclusies mede ten grondslag aan haar oordeel over de straftoemeting. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank zal het bewezenverklaarde daarom in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Tbs-maatregel
De rapporteurs van het PBC en de reclassering adviseren de rechtbank om aan de verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Nu de conclusies en adviezen van de deskundigen gedragen worden door hun bevindingen en door wat uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, legt de rechtbank die conclusies mede ten grondslag aan haar oordeel over de straftoemeting.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel als benoemd in artikel 37a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan. Er is sprake van een misdrijf (poging tot doodslag) waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Uit de rapportages is gebleken dat de verdachte ten tijde van het begaan van dit misdrijf leed aan een gebrekkige ontwikkeling en aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis. Bovendien eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat aan de verdachte de tbs-maatregel wordt opgelegd. Uit de hiervoor aangehaalde rapportages volgt immers dat er bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico, dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om dat risico te verlagen en dat die behandeling noodzakelijkerwijs in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging zou moeten gaan plaatsvinden. Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat aan de verdachte geen lichtere of andere sanctie dan een tbs-maatregel met dwangverpleging moet worden opgelegd.
De tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een poging tot doodslag, een geweldsmisdrijf. De totale duur van de op te leggen maatregel wordt daarom niet beperkt tot vier jaar. Ook wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen over het recidivegevaar maakt dat de tbs-maateregel niet door enige duur zal worden beperkt.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen over de ernst van het bewezenverklaarde feit van poging tot doodslag en de persoon van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat naast de tbs-maatregel niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van de verdachte van na te melden duur met zich brengt. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, maar ook met het gegeven dat het feit in verminderde mate aan de verdachte zal worden toegerekend. Daarnaast zal de rechtbank, gelet op de problematiek bij de verdachte, bij het bepalen van de gevangenisstraf meewegen het belang van een zo spoedig mogelijke aanvang van de behandeling van de verdachte in het kader van de tbs-maatregel. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen die lager is dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswegezal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J. van de Griend, voorzitter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
mr. E.R.F. van Engelen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.I. Ostendorf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2025.

Voetnoten

1.Zie het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , p. 54 van het dossier.