ECLI:NL:RBDHA:2025:10241
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De minister van Asiel en Migratie had niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep. De rechtbank oordeelde dat de minister de aanvraag op 3 juni 2024 had ontvangen en dat hij binnen 90 dagen op de aanvraag moest beslissen. De minister had echter de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar eiser had de minister op 6 december 2025 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn was. Hierdoor was het beroep terecht ingediend en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, maar heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen waren verstreken sinds de minister in gebreke was gesteld. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald, en het griffierecht van € 194,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 mei 2025.