ECLI:NL:RBDHA:2025:10286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
AWB 24/20618
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, die zijn aanvraag niet in behandeling had genomen. Na de beslissing op bezwaar op 9 april 2025, heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een verzoek om voorlopige voorziening kan worden gedaan zolang er bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de minister inmiddels op het bezwaar had beslist en verzoeker geen beroep had ingesteld tegen deze beslissing, was er geen bezwaar meer aanhangig. De termijn voor het instellen van beroep was inmiddels verstreken, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 24/20618

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 9 april 2025 heeft verweerder op het bezwaar beslist.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is.
2. Aangezien verweerder inmiddels op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Gebleken is dat verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar, terwijl de termijn daarvoor inmiddels is verlopen, zodat geen toepassing kan worden gegeven aan artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb (het aanmerken van een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar als een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep).
3. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.