ECLI:NL:RBDHA:2025:10304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
NL25.13420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening met betrekking tot Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij geen visum van de Spaanse autoriteiten heeft ontvangen en dat hij geen toegang heeft gekregen tot de asielprocedure in Spanje. De rechtbank heeft de zaak op 6 juni 2025 behandeld en beide partijen waren vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft overwogen dat de Spaanse autoriteiten op basis van de Dublinverordening verantwoordelijk zijn voor de asielaanvraag van eiser, omdat Spanje eerder een visum aan eiser had verstrekt en het verzoek om overname door Nederland op 12 december 2024 was ingediend en op 12 februari 2025 door Spanje was aanvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de Spaanse autoriteiten niet in staat zouden zijn om de asielaanvraag van eiser op een correcte manier te behandelen. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat zijn situatie anders is dan wat de Spaanse autoriteiten hebben aangegeven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de minister om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, wordt bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13420

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. Duijzer).

Procesverloop

Met het besluit van 21 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1992 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Op 28 oktober 2024 heeft hij in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen. [1] Gebleken is dat eiser door Spanje in bezit is gesteld van een visum dat geldig was van 25 september 2024 tot 30 oktober 2024. Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening [2] heeft Nederland op 12 december 2024 aan Spanje een verzoek om overname gedaan. De autoriteiten van Spanje hebben het verzoek op 12 en op 28 februari 2025 aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Spanje vaststaat.
3. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Het is niet met zekerheid vast te stellen dat eiser een visum heeft gekregen van de Spaanse autoriteiten. Eisers biometrische gegevens waren namelijk niet beschikbaar en de overgelegde pasfoto’s zijn niet vergelijkbaar. Daarnaast hebben de Spaanse autoriteiten verklaard het overnameverzoek te hebben ontvangen op 12 februari 2024. Dit betekent dat eiser niet tijdig is overgedragen of, in het geval van een typefout, dat het overnameverzoek te laat is ingediend. Ter zitting vult de gemachtigde aan dat het overnameverzoek en de aanvaarding daarvan zorgvuldig moet zijn en dat van het systeem moet kunnen worden uitgegaan. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Verder heeft eiser geen toegang gekregen tot de asielprocedure in Spanje en heeft geen bescherming gekregen van de overheid. Daarnaast heeft hij geen rechtshulp of hulp van een tolk gehad. Hij is bedreigd met de dood en dreigde gedwongen te worden ingezet in de prostitutie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verantwoordelijkheid Spanje
4. Uit eisers verklaring [3] en uit het bericht van de Spaanse autoriteiten van 12 en 28 februari 2025, waarin ze akkoord gaan met de overname, volgt dat eiser naar Spanje is gereisd met een geldig visum. Daarbij komt dat de opgegeven personalia van eiser overeenkomen met de gegevens die in EU-Vis geregistreerd staan. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er van worden uitgegaan dat de Spaanse autoriteiten, vóór het aanvaarden van het overnameverzoek, voldoende onderzoek hebben gedaan naar de registratie van eiser in Spanje.
5. Uit het bestreden besluit, de ontvangstbevestiging Dublinnet en het bericht van de Spaanse autoriteiten van 28 februari 2025 (rectificatie claimakkoord) volgt dat het verzoek om overname is ingediend op 12 december 2024. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat bij het aanvaarden van het verzoek om overname op 12 februari 2025 sprake is geweest van een typefout. Dit maakt echter niet dat (de aanvaarding van) het overnameverzoek niet geldig is geweest. De rechtbank ziet geen aanleiding om niet uit te gaan van 12 december 2024 als datum waarop het overnameverzoek is verzonden. Vervolgens is het overnameverzoek op 12 februari 2025 geaccepteerd. Dit valt binnen de termijnen die hiervoor zijn gegeven in de Dublinverordening. [4]
6. Gelet op het voorgaande stelt verweerder terecht dat Spanje op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
7. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit uitgangspunt is door de Afdeling bevestigd. [5] Het is aan eiser om aan de hand van objectieve informatie aannemelijk te maken dat in zijn geval ten aanzien van Spanje aanleiding bestaat om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. Eiser is daar niet in geslaagd.
8. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij geen toegang heeft gekregen tot de asielprocedure. Bovendien hebben de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord gegarandeerd dat ze eisers asielaanvraag in behandeling zullen nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Als eiser toch moeilijkheden ervaart, ligt het op zijn weg om daarover te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties in Spanje. Niet is gebleken dat eiser in het verleden geprobeerd heeft te klagen in Spanje. Dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de autoriteiten van Spanje hem niet zouden kunnen of willen helpen.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Pagina 4 van het aanmeldgehoor.
4.Artikel 21, eerste lid, van de Dublinverordening en artikel 22, eerste lid van de Dublinverordening.