ECLI:NL:RBDHA:2025:10323

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.10530

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Eiser heeft op 15 november 2023 een asielaanvraag voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 maart 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt de Ethiopische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum 1] 2007.

2. Aan de asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij vreest te worden vermoord, omdat zijn vader lid is van de Winet-partij. Daarnaast is eiser gediscrimineerd vanwege zijn Tigray afkomst. De directe reden voor eiser om Ethiopië te verlaten was de oorlog.

3. Verweerder heeft met het bestreden besluit het voornemen van 28 februari 2025 gehandhaafd. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat na onderzoek de geboortedatum [datum 2] 2006 wordt aangehouden. Ook acht verweerder de discriminatie wegens eisers etnische afkomst geloofwaardig. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat niet is gebleken dat de door eiser ondervonden discriminatie een dusdanige ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor hem onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren in Ethiopië. De problemen vanwege lidmaatschap van eisers vader bij de Winet-partij worden door verweerder niet geloofwaardig geacht.

4. Eiser voert hiertegen het volgende aan. Verweerder stelt ten onrechte dat de zienswijze ten aanzien van de juiste geboortedatum van eiser een herhaling betreft. Er is daarom ten onrechte niet ingegaan op de zienswijze. Voor de in Italië geregistreerde, onjuiste geboortedatum heeft eiser een goede verklaring gegeven op grond waarvan zijn in Nederland opgegeven geboortedatum dient te worden gevolgd. Voorts overweegt verweerder ten onrechte dat de problemen die eiser had vanwege zijn etnische afkomst niet samenhangen met de problemen vanwege de politieke activiteiten van zijn vader. Verweerder heeft ook te weinig gewicht toegekend aan het feit dat van een minderjarige niet verwacht mag worden dat hij stukken en documenten in zijn bezig heeft over de problemen, om daarmee zijn asielrelaas te staven. Ten aanzien van de Winet-partij heeft de documentatieafdeling van Vluchtelingenwerk op 4 maart 2025 desgevraagd meegedeeld dat het woord
winetin verband te brengen is met politieke bewegingen in Ethiopië. Verder werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiser meer zou moeten weten over de inhoud en de standpunten van de Winet-partij. In de zienswijze zijn diverse objectieve rapportages overgelegd over de slechte humanitaire situatie in het herkomstgebied van eiser. Hiermee wordt het consistente en duidelijke relaas van eiser onderbouwd. Verweerder stelt ten onrechte dat deze rapportages geen betrekking hebben op eiser persoonlijk. Eiser persisteert erin dat hij in grote lijnen helder en consistent heeft verklaard en dat hem vanwege zijn minderjarigheid niet tegen te werpen valt dat hij de details niet weet. Zijn problemen zijn dan ook ten onrechte niet geloofwaardig geacht.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Leeftijdsregistratie

5. Eiser heeft bij de AVIM^[1]en tijdens het aanmeldgehoor van 17 augustus 2024 verklaard geboren te zijn op [datum 1] 2007. Verweerder heeft in overeenstemming met werkinstructie 2025/1 onderzoek gedaan naar de leeftijdsregistratie in een andere lidstaat, nadat was gebleken dat de conclusies van de schouw door de AVIM en de IND^[2]medewerkers niet overeen kwamen. Daaruit was gebleken dat eiser in Italië staat geregistreerd met een geboortedatum [datum 2] 2006.

6. De Afdeling^[3]heeft in haar uitspraken van 9 oktober 2024^[4]– anders dan voorheen – geoordeeld dat het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de EU-lidstaten in het Unierecht van fundamenteel belang is, maar dat het niet van toepassing is als verweerder bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling de leeftijdsregistratie in een andere EU-lidstaat betrekt. Verweerder mag dus niet zonder meer uitgaan van de juistheid van de geregistreerde leeftijd van eiser in Italië. Dit betekent niet dat geen gewicht toekomt aan een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling. De leeftijd van een vreemdeling zal moeten worden beoordeeld met toepassing van het nationale bestuursrechtelijke bewijsrecht, met inachtneming van wat daarover aanvullend in het Unierecht is bepaald. Daarbij zal verweerder steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. Ook zal hij zo mogelijk moeten toelichten waarop de leeftijdsregistratie is gebaseerd. Als aan een leeftijdsregistratie alleen een eigen verklaring van een vreemdeling ten grondslag ligt, dan zal verweerder zich moeten laten informeren over de omstandigheden waaronder deze verklaring is afgelegd. De vreemdeling zal een plausibele verklaring moeten geven voor deze afwijkende verklaring, omdat deze in beginsel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn andere verklaringen. Verweerder zal steeds alle feiten en omstandigheden moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling die stelt minderjarig te zijn.

7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom hij doorslaggevend gewicht toekent aan de door eiser in Italië opgegeven geboortedatum van [datum 2] 2006. Verweerder heeft in dat verband kunnen overwegen dat eiser geen plausibele verklaring heeft gegeven voor de afwijkende geboortedatum in Italië. Eiser heeft tijdens het aanmeldgehoor namelijk verklaard dat hij in Italië [datum 1] 2007 als geboortedatum heeft opgegeven, maar dat de autoriteiten [datum 2] 2006 hebben genoteerd.^[5]Deze verklaring is onvoldoende om de registratie van eisers geboortedatum in Italië te weerleggen. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat eiser geen identificerende documenten heeft overgelegd waaruit de door hem gestelde geboortedatum blijkt. Verweerder heeft dan ook terecht in het bestreden besluit de geboortedatum [datum 2] 2006 opgenomen. Tot slot merkt de rechtbank op dat in het geval van beide geboortedata eiser minderjarig was ten tijde van zijn asielaanvraag.

Problemen vanwege lidmaatschap van eisers vader bij de Winet-partij

8. Verweerder heeft de door eiser gestelde problemen vanwege de lidmaatschap van zijn vader bij de Winet-partij niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij geen inspanningen heeft verricht om zijn asielaanvraag te staven met documenten (artikel 31, zesde lid, aanhef en onder a, van de Vw). Verweerder heeft in dat verband aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij geen documenten heeft overgelegd om de politieke betrokkenheid van zijn vader te onderbouwen, terwijl dit van hem wel verwacht mag worden. Eiser is sinds 2021 vertrokken uit Ethiopië en sinds eind 2023 in Nederland. Van hem had dan ook mogen worden verwacht dat hij in deze periode de tijd heeft gehad om relevante informatie te verkrijgen. Dat eiser ten tijde van zijn asielaanvraag minderjarig was, maakt dit niet anders. Eiser heeft immers verklaard dat hij kan lezen en schrijven in Tigrinja en Amhari^[6]en dat hij in totaal zeven jaar naar school is geweest.^[7]Voorts, nu eisers asielrelaas mede gebaseerd is op de omstandigheid dat zijn vader lid is bij de Winet-partij en zijn rol daarin, mag van hem worden verwacht dat hij daar meer over kan verklaren. Dit heeft eiser niet gedaan. Verweerder heeft aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij summier heeft verklaard over de Winet-partij en de rol van zijn vader daarin. Zo weet eiser niet waar de Winet-partij voor staat, aan welke kan van het conflict zij staan of wat de rol van zijn vader is binnen de partij. Ook weet eiser niets over de politieke opvattingen van zijn vader. Op veel vragen tijdens het nader gehoor antwoorde eiser dat hij het niet weet. Zoals verweerder niet ten onrechte stelt, had eiser zijn vader kunnen vragen naar zijn rol binnen de partij nu dit een onderdeel is van eisers asielrelaas. Dat het cultureel niet gepast is om naar de inhoud van de vergaderingen te vragen, maakt dit ook niet anders. Eiser had immers ook achteraf naar de rol van zijn vader kunnen vragen, zodat eiser zijn asielaanvraag zou kunnen staven. Ook heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij summier heeft verklaard over de reden dat hij door de politieke betrokkenheid van zijn vader problemen had. Van eiser mag worden verwacht dat hij meer inzicht geeft in zijn gestelde problemen. Nu eiser niet heeft onderbouwd en aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vader lid is van de Winet-partij, heeft verweerder de samenhang tussen problemen vanwege eisers etnische afkomst en problemen vanwege de politieke activiteiten van zijn vader niet aannemelijk kunnen achten.

9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte eisers asielrelaas ongeloofwaardig geacht.

Algemene veiligheidssituatie in Ethiopië/Tigray

10. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in het arrest X. en Y. van 9 november 2023^[8]uitleg gegeven over de situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri.^[9]Dit arrest is vervolgens nader toegelicht in de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024.^[10]De Afdeling oordeelde dat er sprake is van een dergelijke situatie, wanneer de mate van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict zo hoog is, dat iemand alleen door zijn aanwezigheid in dat land of gebied een reëel risico op ernstige schade loopt. Daarnaast kan er sprake zijn van een minder uitzonderlijke situatie, wanneer de vreemdeling met zijn individuele omstandigheden aannemelijk maakt dat hij een verhoogd risico op ernstige schade loopt.

11. De rechtbank stelt vast dat er een gewapend conflict in Tigray is geweest, maar dat sinds het staakt-het-vuren de veiligheidssituatie in de regio aanzienlijk is verbeterd: er is sprake van een sterke vermindering van het geweld. Het herstel van toegang tot diensten na het staakt-het-vuren verliep moeizaam. Tegelijk is de voedselhulp, na de eerdere stopzetting daarvan vanwege fraude, en hervat worden scholen weer heropend.^[11]Gezien deze informatie heeft verweerder terecht gesteld dat er geen sprake is van de meest uitzonderlijke situatie, waarbij de aanwezigheid van eiser alleen al zou leiden tot een reëel risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict.

12. Als sprake is van een minder uitzonderlijke situatie, dan dient de beoordeling van het risico op ernstige schade te worden gebaseerd op de individuele en persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Hierbij gaat het met name om omstandigheden die zijn eigen zijn aan het privé-, familie- of beroepsleven van de vreemdeling en waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij het reële risico op ernstige schade vergroten. De vreemdeling dient deze omstandigheden aannemelijk te maken. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 8 al geoordeeld dat de gestelde betrokkenheid van eisers vader bij de Winet-partij en de gestelde problemen naar aanleiding daarvan niet geloofwaardig worden geacht. Daarnaast maakt het enkel aanleveren van delen van rapportages niet aannemelijk dat eiser zelf persoonlijk het risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Het is immers aan eiser om het te individualiseren. Daar is eiser niet in geslaagd.

Conclusie

13. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.

Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.