ECLI:NL:RBDHA:2025:10331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
NL25.1192 en NL25.1199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaken na eerdere uitspraak

Op 12 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL25.1192 en NL25.1199, waarin verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.E. Muller, een voorlopige voorziening vroegen na afwijzing van hun asielaanvragen door de minister van Asiel en Migratie. De verzoekers hadden op 14 oktober 2022 asielaanvragen ingediend, die op 8 januari 2025 door de minister als kennelijk ongegrond zijn afgewezen. In het kader van deze procedure vroegen de verzoekers de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in de aanverwante zaken NL25.1191 en NL25.1198, waarin de rechtbank al op de beroepen van de verzoekers had beslist. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.1192 en NL25.1199

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer 1]
en
[verzoeker], verzoeker
V-nummer: [V-nummer 2]
hierna te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Verzoekers hebben op 14 oktober 2022 opvolgende asielaanvragen voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met de bestreden besluiten van 8 januari 2025 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting [1] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL25.1191 en NL25.1198, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
1.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om en voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2025 door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.