ECLI:NL:RBDHA:2025:10341
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter na einduitspraak in de hoofdzaak
Op 11 juni 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoek tot wraking was ingediend tegen mr. D.R. van der Meer, de rechter die eerder op 24 april 2024 een uitspraak had gedaan in een andere zaak tussen verzoeker en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. In die zaak was de door verzoeker verzochte voorlopige voorziening afgewezen. Het wrakingsverzoek werd op 22 mei 2025 ingediend, nadat de einduitspraak in de hoofdzaak al was gedaan.
De wrakingskamer heeft het verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking nadat er een einduitspraak is gedaan. De procedure rondom het wrakingsverzoek is kort en bondig, waarbij de wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier, mr. M.L. van Nooijen-Kühler, was aanwezig bij de uitspraak, die werd gedaan door de rechters S.M. Krans, A.M.A. Keulen en E.E. Schotte.