ECLI:NL:RBDHA:2025:10357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
NL25.12315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Azerbeidzjaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Azerbeidzjaanse nationaliteit, had op 22 december 2023 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij door zijn leidinggevende bij de douane gedwongen werd tot fraude en dat hij bedreigd werd door deze leidinggevende en zijn boekhouder. Na terugkeer naar Azerbeidzjan in maart 2023 werd hij opgepakt wegens het bezit van marihuana, wat hij toeschrijft aan de betrokkenheid van zijn leidinggevende. De minister van Asiel en Migratie heeft de asielaanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser over de problemen met zijn leidinggevende en de autoriteiten ongeloofwaardig achtte.

Tijdens de zitting op 22 mei 2025 heeft eiser aangevoerd dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan onevenredig zwaar gestraft zal worden. Hij stelde ook dat hij niet terug kan naar Oekraïne, waardoor hij geen veilig alternatief heeft. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser niet politiek actief is geweest en dat hij niet heeft onderbouwd waarom hij bij terugkeer ondervraagd zou worden. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12315

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1980 en heeft de Azerbeidzjaanse nationaliteit. Hij heeft op 22 december 2023 een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij bij de douane werkte en sinds 2008 door [naam], zijn leidinggevende, werd verplicht om fraude te plegen door goederen, die naar het binnenland werden gesmokkeld, op zijn naam te zetten. Eiser is naar Oekraïne vertrokken en is meermaals bedreigd door [naam] en zijn boekhouder. Nadat eiser in maart 2023 is teruggekeerd naar Azerbeidzjan is hij opgepakt wegens het in het bezit hebben van marihuana. Eiser stelt dat [naam] hierachter zit en vreest bij terugkeer naar Azerbeidzjan vervolgd te worden door [naam].
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij volgt verweerder eisers verklaringen en overgelegde documenten over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. De gestelde problemen met [naam] vanwege zijn werkzaamheden bij de douane worden niet geloofwaardig geacht. De gestelde problemen met de autoriteiten naar aanleiding van de problemen met [naam] worden eveneens ongeloofwaardig geacht.
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, waarbij verweerder onvoldoende is ingegaan op eisers specifieke problematiek. Bij terugkeer naar Azerbeidzjan zal hij onevenredig zwaar gestraft worden. Ook kan hij niet terugkeren naar Oekraïne, zodat hij geen veilig alternatief heeft. Verder voert hij aan dat hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan bevraagd zal worden over zijn asielaanvraag in Nederland en zal dit nadelige gevolgen hebben voor hem. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar het algemeen ambtsbericht Azerbeidzjan 2024. Tot slot stelt eiser op grond van artikel 8 van het EVRM [2] verblijfsrecht te kunnen ontlenen aan zijn in Nederland verblijvende gezinsleden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser de grond dat hij op grond van artikel 8 van het EVRM verblijfsrecht kan ontlenen aan zijn in Nederland verblijvende gezinsleden ter zitting heeft laten vallen.
5. Verder heeft verweerder de problemen met [naam] en de autoriteiten van Azerbeidzjan niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hierbij is verweerder in het bestreden besluit, en het voornemen dat daar onderdeel van is, voldoende gemotiveerd ingegaan op eisers specifieke problemen. Eiser laat in beroep na duidelijk te maken op welke onderdelen verweerder in zijn motivering tekort is geschoten, zodat dit niet kan leiden tot enig resultaat.
6. Daarnaast volgt uit het algemeen ambtsbericht Azerbeidzjan 2024 dat met name personen die politiek actief waren en vanuit Duitsland zijn uitgezet naar Azerbeidzjan en personen die strafbare feiten hebben gepleegd voor hun vertrek uit Azerbeidzjan ondervraagd zijn bij terugkeer in Azerbeidzjan. De rechtbank stelt vast dat eiser niet politiek actief is (geweest) [3] en dat verder niet is onderbouwd waarom eiser zal worden ondervraagd bij terugkeer naar Azerbeidzjan. De ter zitting gemaakte opmerking dat het algemeen ambtsbericht niet compleet is, omdat het lot van asielzoekers bij terugkeer naar Azerbeidzjan onvoldoende in kaart is gebracht, leidt niet tot een andere conclusie. Eiser heeft namelijk niet onderbouwd dat er reële zorgen zijn over het lot van asielzoekers bij terugkeer naar Azerbeidzjan.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eisers asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid jo. artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Rapport nader gehoor van 11 november 2024, p. 4 van 20.