Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[gedaagde 1] te [woonplaats] ,2. [gedaagde 2] te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
de erfdienstbaarheid om te dulden dat uitsluitend de eigenaar of huurder van het
partijen wensen dat de op het heersend erf aanwezige opslagloods uitsluitend wordt gebruikt voor dit doel, en niet voor andere doeleinden (zoals, maar niet beperkt tot, verkoop van producten aan derden).
het stallen van een camper (maximaal drieduizend kilogram totaalgewicht) in
dat bezoek te voet door de eigenaar of huurder van de loods ook buiten de hiervoor genoemde tijd toegestaan is, mits na voorafgaande melding aan de eigenaar van het dienend erf, die dit zal doormelden aan de eigenaar van de percelen [nummer 5] en [nummer 6] .
de eigenaar van het heersend erf niet mag toestaan of gedogen dat derde partijen het dienend erf gebruiken om lopend, fietsend, met meerdere of andere bussen/voertuigen bij de op het heersend erf aanwezige opslagloods te komen;
indien de eigenaar van het heersend erf (of de huurder daarvan) door ziekte of andere oorzaak verhinderd is om zelf de loods te bezoeken mag hij – na voorafgaande melding aan de eigenaar van het dienend erf, die dit zal doormelden aan de eigenaar van de percelen [nummer 5] en [nummer 6] - een ander in zijn plaats stellen;
de eigenaar van het heersend erf mag op de dienende erven niet parkeren en/of omkeren en mag daar geen voorwerpen plaatsen. In aanvulling op- en in afwijking van het in de vorige volzin bepaalde geldt uitsluitend ten aanzien van dat deel van de dienende erven dat wordt gevormd door perceel [nummer 4] dat daar gedurende de sub 1 genoemde tijden door de eigenaar of huurder van het heersend erf geparkeerd, geladen en gelost mag worden. De eigenaar van het dienend erf moet in de hiervoor sub 1 genoemde tijden het dienend erf vrij houden; het dienend erf moet vrij blijven van palen en andere permanente obstakels die de toegang tot het heersende erf belemmeren. De ter plaatse aanwezige roldeur en toegangshek op de grens tussen de percelen [nummer 1] en [nummer 4] moeten altijd vrijgehouden worden. Eventueel op het dienend erf aanwezig groen moet zodanig tijdig gesnoeid worden dat het de toegang tot het heersend erf niet belemmert.”