ECLI:NL:RBDHA:2025:10391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
NL25.2101 en NL25.2102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ugandees lid van National Unity Platform wegens ongeloofwaardigheid van politieke vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2025, met zaaknummers NL25.2101 en NL25.2102, wordt de asielaanvraag van een Ugandees eiser afgewezen. De eiser, die lid is van de National Unity Platform (NUP), vreesde vervolging door de Ugandese autoriteiten vanwege zijn politieke activiteiten. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, de problemen van de eiser niet geloofwaardig heeft hoeven achten. De rechtbank stelt vast dat de eiser op 3 september 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend, maar dat deze aanvraag op 8 januari 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 14 april 2025. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Uganda een reëel risico loopt op vervolging. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen reden meer is om deze te treffen. De uitspraak benadrukt dat de geloofwaardigheid van de asielmotieven van de eiser onvoldoende is onderbouwd en dat de eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd, wat zijn aanvraag verder ondermijnt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.2101 (beroep)
NL25.2102 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], eiser/verzoeker

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.L. Wischhoff).

Procesverloop

1. Eiser heeft op 3 september 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Ugandese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1997. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 8 januari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat eiser niet mag worden uitgezet totdat op zijn beroep is beslist.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek op 14 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, mr. I.M. Hagg als waarnemer van eisers gemachtigde, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
1.3.
Verweerder heeft op 14 april 2025 na de zitting een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten toegevoegd aan het digitale dossier. Eiser heeft hierop verzocht om heropening van de zaak om hierop te kunnen reageren. Eiser heeft hier schriftelijk op gereageerd. Daarna is het onderzoek op 9 mei 2025 opnieuw gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser vreest voor vervolging door de Ugandese autoriteiten wegens zijn politieke activiteiten voor National Unity Platform (NUP). Eiser is lid van NUP en steunt de oppositie die tegen de overheid is in Uganda. Er waren demonstraties gericht tegen de arrestatie van Bobi Wine (de leider van NUP). Eiser heeft deelgenomen aan demonstraties en is mishandeld geweest en gewond geraakt tijdens een van deze demonstraties.
In september 2021 is eiser midden in de nacht gearresteerd door politie. Daarbij is zijn telefoon doorzocht en is eiser mishandeld. Eiser is toen naar het politiebureau gebracht en is de volgende dag met een boete vrijgelaten voor het overtreden van de avondklok. Nadat eiser vrij was gelaten bleek dat eisers geheugenkaart niet meer in zijn mobiel zat. Een paar dagen later zijn er politiemannen zijn huis binnengevallen. Eisers vrouw is geslagen en er is divers partijmateriaal meegenomen. Eiser is toen bij zijn broer gaan wonen.
Eiser is een paar maanden later op zakenreis geweest met een vriend. Bij terugkomst kon eiser zijn vriend niet vinden en hoorde eiser dat hij was gearresteerd en dat ze ook op zoek waren naar eiser. Begin mei 2022 kreeg eiser het bericht dat zijn vriend is vermoord. Eiser is toen gevlucht.
Eiser heeft later ook gehoord dat er begin 2023 een inval is geweest bij eisers broer nadat hij eisers land ging bekijken. Daarbij is naar eiser gevraagd. Eisers broer is meegenomen en het is onbekend waar hij zich nu bevindt.
Eiser vreest bij terugkeer te worden gearresteerd, vastgezet en gemarteld door de Ugandese autoriteiten.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
lidmaatschap van de politieke partij National Unity Platform;
deelname aan demonstraties NUP en mishandeling daarbij;
vervolging wegens politieke activiteiten.
Verweerder heeft de eerste drie asielmotieven geloofwaardig geacht en het vierde asielmotief ongeloofwaardig.
4.1.
Verweerder heeft de vervolging wegens politieke activiteiten om de volgende redenen ongeloofwaardig geacht. NUP is een legale en grote oppositiepartij in Uganda waarvan de leden grotendeels geen problemen ondervinden. Daarnaast had eiser geen prominente rol bij de NUP demonstraties en was hij maar in zeer geringe mate actief voor NUP. Daarnaast is eisers verklaring over het grafisch werk dat hij voor de partij zou verrichten vaag, niet onderbouwd en in strijd met het visumdossier. Eiser heeft daarnaast vaag en summier verklaard over de huisinval. Verder is eiser meerdere keren sinds de gestelde incidenten Uganda in- en uitgereisd en heeft eiser een nieuw paspoort kunnen aanvragen. Deze gang van zaken wijst er niet op dat eiser in de negatieve belangstelling staat van de Ugandese autoriteiten of dat eiser vreest voor de autoriteiten. Eiser heeft bovendien verklaringen afgelegd over de moord op zijn vriend die volgens verweerder summier zijn, gebaseerd op aannames en van horen zeggen. Eiser weet ook niet of zijn broer is opgepakt en waarom. Eiser heeft daarnaast zijn asielrelaas onvoldoende onderbouwd met documenten en zich niet meteen gemeld voor de asielaanvraag. De ingebrachte foto van de opsporingsposter is geen objectief en verifieerbaar document en er blijkt bovendien niet uit door wie of voor wat eiser gezocht zou worden.
4.2.
De geloofwaardig geachte asielmotieven leiden ook niet tot vluchtelingschap. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn lidmaatschap en deelname aan demonstraties gegronde vrees heeft voor vervolging. De door eiser aangevoerde omstandigheden zijn onvoldoende zwaarwegend om dit onder vluchtelingschap te scharen. Hierdoor is ook niet gebleken dat eiser bij terugkeer naar Uganda een reëel risico zou lopen op ernstige schade.
4.3.
Verweerder heeft de aanvraag kennelijk ongegrond verklaard omdat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was. Daarnaast heeft verweerder hem geen verblijfsvergunning regulier verstrekt, geen uitstel van vertrek verleend, tegen hem een terugkeerbesluit uitgevaardigd en een inreisverbod voor twee jaar opgelegd.
Is de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd met Europese regelgeving?
5. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de door verweerder gehanteerde werkwijze onredelijk is, onzorgvuldig dan wel strijdig met (Europese) wetgeving, richtlijnen of rechtspraak. Door eiser is ook niet geconcretiseerd in welk opzicht de geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met het EU-recht. Dat deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, besloten heeft prejudiciële vragen [1] te stellen over de geloofwaardigheidsbeoordeling, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
5.1.
Bovendien is de rechtbank niet gebleken dat verweerder niet conform zijn eigen beleid heeft gehandeld dat is vastgelegd in WI 2024/6 [2] . Dit heeft eiser ook niet nader geconcretiseerd. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Heeft verweerder de overgelegde opsporingsposter voldoende betrokken?
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de foto van de opsporingsposter geen objectief en verifieerbaar document is. Verweerder heeft na de zitting een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten overgelegd waaruit de conclusie volgt dat gelet op de fotokwaliteit en het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal er voor wat betreft de echtheid, opmaak en afgifte van het document geen uitspraak kan worden gedaan. Daarom kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
6.1.
Verweerder heeft over de poster terecht opgemerkt dat uit de foto van de opsporingsposter niet blijkt door wie eiser wordt gezocht en waarvoor. Eiser heeft alleen van horen zeggen vernomen dat hij gezocht wordt door de autoriteiten. Verder blijkt niet uit de poster dat hij gezocht wordt wegens zijn activiteiten voor NUP. Verweerder heeft de foto van de opsporingsposter, hoewel na nader onderzoek bleek dat deze niet verifieerbaar is, zodoende ook inhoudelijk beoordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de foto van de opsporingsposter daarom voldoende betrokken in zijn oordeel. Los van de vraag of eiser kan worden gevolgd in zijn standpunt dat het arrest L.H. [3] niet alleen ziet op de vraag hoe moet worden omgegaan met nieuwe elementen bij opvolgende aanvragen maar een algemene gelding heeft, maakt dat het vorenstaande niet anders. Verweerder heeft de opsporingsposter immers kenbaar betrokken in de besluitvorming ondanks de omstandigheid dat de authenticiteit ervan niet vastgesteld kan worden.
6.2.
Bovendien heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser summier heeft verklaard over de opsporingsposter. Gelet op het voorgaande is verweerder evenmin gehouden om nader onderzoek te doen in openbare bronnen naar de gang van zaken bij het opstellen van opsporingsposters in Uganda. De rechtbank ziet geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerder met de gang van zaken heeft gehandeld in strijd met artikel 10, derde lid, aanhef en onder b, van de Procedurerichtlijn. [4] De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de verklaringen over de geheugenkaart voldoende betrokken?
7. Voor zover eiser zich op standpunt stelt dat verweerder de geloofwaardigheid van de inbeslagname van de geheugenkaart in het midden heeft gelaten, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de inbeslagname wel is betrokken in de besluitvorming. Daarbij heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de huisinval het gevolg was van de inbeslagname van de geheugenkaart. Die stelling is immers gebaseerd op een aanname van eiser, waarover eiser heeft verklaard dat hij niet wist of de politie kwam naar aanleiding van de aanval met machetes of voor een andere reden. Eiser heeft hierover ook geen navraag gedaan. Verweerder heeft zich om die reden op het standpunt kunnen stellen dat eiser summier heeft verklaard over de huisinval en de omstandigheden daaromheen. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de problemen die verband houden met eisers politieke activiteiten ongeloofwaardig kunnen achten?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser terecht heeft tegengeworpen dat NUP een legale politieke partij is in Uganda, welke als oppositiepartij in het parlement is vertegenwoordigd. Daarom heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eisers lidmaatschap van NUP en het deelnemen aan demonstraties voor die partij, geen redenen vormen om aan te nemen dat eiser om die redenen voor vervolging heeft te vrezen. Daarbij had eiser tijdens de demonstratie geen prominente rol. Hij liep mee en hield een spandoek vast. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij meer is dan een gewoon lid of aanhanger van NUP.
8.1.
Voor zover eiser stelt dat hij wel een bijzondere positie binnen de partij had omdat hij materiaal vervaardigde dat bij demonstraties werd gebruikt en t-shirts bedrukte heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de door eiser overgelegde afbeeldingen van dat materiaal voor de partij niet verifieerbaar zijn en niet is gebleken dat de afbeeldingen door eiser zijn gemaakt. Daarnaast zijn de door eiser genoemde werkzaamheden in strijd met de informatie uit het visumdossier. Eiser stelt nu dat hij werkte als grafisch ontwerper en daarom ook dat materiaal vervaardigde maar uit het visumdossier blijkt dat eiser toen heeft gemeld dat hij werkte als assistent salesmanager.
Anders dan eiser stelt mocht verweerder naar het oordeel van de rechtbank deze tegenstrijdigheid tegenwerpen. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat hijzelf de papieren voor het aanvragen van zijn visum naar het kantoor heeft gebracht. Eiser heeft eerst ter zitting verklaard dat hij niet alle documenten heeft gebracht maar slechts een deel. Deze stelling kan naar het oordeel van de rechtbank buiten beschouwing blijven nu dit voor het eerst ter zitting naar voren is gebracht. Van eiser mocht daarom ook verwacht worden dat hij inzicht heeft in wat er in zijn documenten stond. Daarnaast heeft verweerder mogen tegenwerpen dat er een grote hoeveelheid aan documenten is overgelegd voor eisers visumaanvraag, waardoor het niet aannemelijk is dat deze zijn gefingeerd door eisers tussenpersoon. Verweerder heeft ten slotte mogen betrekken dat eiser heeft nagelaten om onmiddellijk te melden dat zijn visumdossier vals zou zijn, terwijl eiser daar wel de gelegenheid toe had in zijn gehoor.
8.2.
Eiser heeft foto’s overgelegd waaruit blijkt dat hij openlijk in Nederland heeft gedemonstreerd. Daarover heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat NUP een legale partij is en dat het enkele demonstreren voor NUP niet tot vervolging leidt. Eiser voert aan dat hij vervolgd zal worden omdat hij een rode baret droeg bij de demonstraties en verwijst daarbij naar overgelegde informatie van Vluchtelingenwerk Nederland. De rechtbank merkt hierover op dat uit de overgelegde informatie blijkt dat NUP-aanhangers tijdens demonstraties werden gearresteerd wanneer zij rode baretten droegen omdat die onderdeel uitmaakten van uniformen die leken op uniformen (met baretten) die horen bij de Ugandese militaire politie en door hen werden gedragen tijdens de demonstraties. Niet blijkt dat het enkel politiek uiten door het dragen van een rode baret tot vervolging zou leiden. Verder maakt een inval op het hoofdkantoor van NUP niet dat NUP zelf een illegale partij is of dat eiser door zijn lidmaatschap problemen zou hebben gehad met de autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.
8.3.
De rechtbank is anders dan eiser van oordeel dat verweerder de verklaringen omtrent eisers broer deugdelijk heeft betrokken in de besluitvorming. Eiser heeft geen ondersteunende documenten kunnen overleggen met betrekking tot de verdwijning van zijn broer. Verweerder heeft een video van eiser tijdens het gehoor niet ingenomen, maar heeft ter zitting toegelicht dat aan een dergelijke video weinig tot geen bewijswaarde kan toekomen omdat de authenticiteit niet kan worden vastgesteld. Daarnaast moet de waarde van het videomateriaal worden bezien in verband met de afgelegde verklaringen en het relaas als geheel, en die zijn door verweerder ongeloofwaardig bevonden. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser summier en vaag heeft verklaard over de verdwijning van zijn broer. Eiser heeft namelijk verklaard niet zeker te weten of zijn broer is opgepakt en om welke reden. Daarnaast heeft eiser op aannames gebaseerd dat de verdwijning te maken heeft met eisers politieke activiteiten en dat de verdwijning een middel zou zijn om eiser onder druk te zetten. Eisers aanname komt voort uit de omstandigheid dat eisers broer foto’s van eisers werk op zijn mobiel had staan, evenals een foto van eiser en de Secretary General van NUP. Verweerder heeft in deze verklaringen geen reden hoeven zien voor een ander oordeel omdat ze niet afdoen aan de legaliteit van NUP. De beroepsgrond slaagt niet.
8.4.
Gelet op al het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door eiser gestelde problemen als gevolg van zijn politieke activiteiten ongeloofwaardig zijn.
Heeft verweerder de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond?
9. De rechtbank stelt vast dat eiser heeft verklaard dat hij op 25 augustus 2022 Nederland is ingereisd maar dat hij zich pas op 30 augustus 2022 heeft gemeld omdat hij verbleef bij een tussenpersoon die hem naar Canada zou brengen. De rechtbank maakt hieruit op dat eiser op de luchthaven Schiphol was aangekomen en niet meteen asiel heeft aangevraagd op de luchthaven terwijl hij daartoe wel de gelegenheid had. Eiser heeft daarna vijf dagen in Nederland verbleven voordat hij zich meldde. Dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld bij de autoriteiten is een omstandigheid die verweerder mag betrekken omdat dit afbreuk doet aan noodzaak voor internationale bescherming. Verweerder heeft daarom de aanvraag kennelijk ongegrond kunnen verklaren op grond van artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser niet in het bezit hoeft te worden gesteld van een verblijfsvergunning asiel. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Het verzoek om een voorlopige voorziening

11. Omdat op het beroep is beslist is er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe daarom af. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp - Lopar, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Tussenuitspraak van 7 januari 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:139).
2.Werkinstructie 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel).
3.Arrest L.H. tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021 (ECLI:EU:C:2021:478).
4.Richtlijn 2013/32/EU.