Beoordeling door de rechtbank
3. Eiser heeft op 19 maart 2017 zijn eerste asielaanvraag in Nederland gedaan. De minister heeft die aanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Het beroep daartegen heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, in haar uitspraak van 8 juni 2017 (kenmerk AWB 17/9476) ongegrond verklaard en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft die uitspraak op 22 juni 2017 (kenmerk: 201704683/1/V3) bevestigd. Eiser is vervolgens op 24 augustus 2018 overgedragen aan Italië.
4. Eiser heeft zich vervolgens op 2 oktober 2020 opnieuw in Nederland gemeld. Bij besluit van 16 juni 2022 heeft de minister de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij uitspraak van 18 juli 2022 (kenmerk NL22.11522) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het hiertegen gerichte beroep ongegrond verklaard.
5. Eiser heeft op 20 april 2023 wederom een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 februari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
6. Eiser legt aan zijn huidige asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij verblijft inmiddels langere tijd in Nederland, heeft een nieuwe partner, genaamd [partner], waarmee hij wil samenwonen en trouwen, en hij heeft een groei heeft doorgemaakt in zijn seksuele identiteit en stelt zijn gevoelens en emoties hierover beter te kunnen benoemen dan in de eerdere procedure, mede door het bezoeken van de kerk. Hij is nu bekeerd tot het christendom en wil nu ook actief worden voor lhbti-organisaties. Voor zover er berichten op zijn facebookaccount staan over zijn vrouw en zoon, zijn die erop geplaatst door hackers.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
De identiteit, nationaliteit en herkomst en;
De gestelde homoseksuele gerichtheid.
8. De minister acht het eerste asielmotief geloofwaardig en het tweede ongeloofwaardig. In het bestreden besluit heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat de gestelde homoseksuele gerichtheid in een eerdere procedure ongeloofwaardig is geacht en dat dit in rechte is komen vast te staan. In deze procedure heeft eiser geen goede verklaring gegeven over zijn facebookpagina met daarop foto's van - volgens de begeleidende teksten - zijn vrouw en zoontje. Eiser heeft niet overtuigend verklaard over zijn nieuwe relatie door hierover vaag en weinig inzichtelijk te verklaren, terwijl hij stelt al drie jaar een relatie met deze persoon te hebben. De overgelegde verklaringen en documenten van derden geven ook weinig inzicht. Volgens de minister verklaart eiser ook summier, oppervlakkig en onpersoonlijk over de betrokkenheid bij en activiteiten binnen de lhbti-gemeenschap in Nederland. Ten slotte vindt de minister dat eiser ook niet aannemelijk heeft verklaard over zijn gestelde bekering naar het christendom vanwege zijn
homoseksualiteit en kerkbezoeken. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
Beoordeling van de beroepsgronden
9. In beroep heeft eiser aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn lage opleidingsniveau en analfabetisme. Aan eiser is niet tegen te werpen dat hij geen duidelijke verklaringen heeft afgelegd over hoe en wanneer de relatie tussen hem en zijn partner precies is ontstaan. Zijn verklaringen zijn geenszins oppervlakkig te noemen. Dat de partner niet gedetailleerd met eiser heeft gesproken over zijn verleden, maakt dat eiser daarover ook niet kan verklaren, maar dat maakt nog niet dat er geen verbintenis met die partner wordt gevoeld door het gedeelde vluchtverleden.
10. Bij asielaanvragen waarbij LHBTIQ+-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd maakt de minister bij het onderzoek en de beoordeling gebruik van Werkinstructie (WI) 2019/17. Bij het horen en daaropvolgende beslissingen moet in elk geval het volgende worden betrokken: 1) privéleven, 2) huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contacten met of kennis van LHBTIQ+-groepen, 3) contact met LHBTIQ+’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en 4) discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst.
11. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885) volgt dat het zwaartepunt in LHBTIQ+-zaken moet liggen bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen, zonder daarbij uit te gaan van stereotiepe uitgangspunten. De minister moet een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maken, waarbij hij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s uitdrukkelijk in hun onderlinge samenhang en in het licht van de overige verklaringen en van het overgelegde bewijsmateriaal moet bezien. 12. De rechtbank stelt vast dat het in deze procedure gaat om een herhaalde asielaanvraag. In de eerdere procedures zijn de aanvragen afgewezen omdat eiser meer inzicht had moeten geven in hoe zijn ontdekking van zijn geaardheid en de daaropvolgende periode is verlopen en omdat hij oppervlakkig en summier had verklaard over zijn relatie. Eiser heeft bij de kennisgeving van een tweede of opvolgende asielaanvraag van 19 april 2023 aangegeven dat hij een herhaalde asielaanvraag heeft ingediend omdat hij stelt “thans beter dan voorheen zijn gevoelens en emoties te kunnen duiden en benoemen”. Gelet hierop mag van eiser worden verwacht dat hij meer kan verklaren dan in de procedure van de eerste asielaanvraag.
13. De rechtbank is van oordeel dat de minister op goede gronden heeft gevonden dat eiser hierin niet is geslaagd en dat de verklaringen van eiser niet tot de conclusie leiden dat hij aanspraak kan maken op verlening van een verblijfsvergunning. Eiser heeft onvoldoende concrete verklaringen afgelegd over zijn huidige relatie. In beroep heeft eiser verwezen naar een aantal passages uit het nader gehoor die zouden laten zien dat er wel concrete verklaringen zijn afgelegd, maar de rechtbank is van oordeel dat de minister terecht heeft aangenomen dat deze verklaringen onvoldoende concreet zijn. Zo blijkt uit het dossier dat eiser en zijn huidige partner zich juist verbonden voelen met elkaar door hun beider vluchtverleden, maar eiser is niet in staat om desgevraagd details over het vluchtverhaal van
zijn partner te noemen omdat zijn partner volgens de verklaringen van eiser geen details heeft gegeven over wat hij heeft meegemaakt en alleen heeft verteld dat hij is betrapt met een persoon. Eiser houdt er niet van om zich te bemoeien met het privéleven van iemand en vond het niet leuk vond om zijn partner te vragen over zijn privéleven (pag. 13 van het nader gehoor van 19 februari 2025). De rechtbank is hierover van oordeel dat de minister op goede gronden heeft aangenomen dat eiser onvoldoende concreet heeft verklaard over de wijze waarop eiser inhoud aan zijn relatie heeft gegeven. Deze beroepsgrond slaagt niet.
14. Eiser heeft ook aangevoerd dat de minister niet inziet dat de gemachtigde de contactpersoon is geweest met diverse instanties uit de LHBTIQ+-gemeenschap.
15. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierboven is overwogen, namelijk dat het zwaartepunt in LHBTIQ+-zaken moet liggen bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen. Eiser heeft in beroep niet nader onderbouwd hoe de omstandigheid dat zijn gemachtigde contactpersoon is geweest met diverse instanties past in zijn persoonlijke en authentieke verhaal. Eiser heeft evenmin aangegeven waarom hijzelf niet in staat zou zijn geweest om deze contacten te onderhouden; hij stelt immers zelf naar organisaties als de kerk, Open Closet, Rainbow en Stap Verder te gaan. Onduidelijk is waarom hij niet zelf als contactpersoon naar deze organisaties kan optreden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
15. Ten slotte heeft eiser aangevoerd dat de minister geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat eiser heeft verklaard dat zijn facebookaccount is gehackt.
17. De minister heeft vastgesteld dat eiser heeft verklaard geen vrouw en kinderen te hebben, maar dat op het facebookaccount van eiser foto’s zijn aangetroffen van een vrouw en een kind en daarbij teksten zijn toegevoegd als “happy birthday to my wife. Wish you al the best” en “my lovely son”. Eiser heeft hierover wisselend verklaard: zo stelt hij eerst dat je op facebook bevriend kunt raken met zowel meisjes als jongens. Die kunnen een foto plaatsen op je pagina. Je kunt bevriend raken met iemand en die persoon kan foto’s publiceren op je pagina. Vervolgens heeft eiser verklaard dat hij last heeft van hackers en dat die persoon zichzelf heeft geforceerd in eisers account, zijn wachtwoord heeft aangepast, en hij dus geen toegang meer kon krijgen tot zijn account (pag. 24 van het nader gehoor van 19 februari 2025). Eiser heeft ook verklaard dat het om criminelen ging (pag. 25 van het nader gehoor van 19 februari 2025). De rechtbank is van oordeel dat de minister deze omstandigheden heeft mogen meewegen in het oordeel dat het asielrelaas voor wat betreft relevant element 2 ongeloofwaardig is. Eiser heeft zijn verklaringen over het posten van berichten en foto’s op zijn facebookaccount door vrienden, hackers of criminelen op geen enkele wijze onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt niet.