ECLI:NL:RBDHA:2025:10420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
NL24.50916
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. De rechtbank had eerder, op 16 juli 2024, geoordeeld dat de minister van Asiel en Migratie binnen acht weken na de uitspraak een besluit moest nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn. Eiseres heeft opnieuw beroep ingesteld omdat er wederom geen besluit is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 6 november 2024 is overschreden en dat eiseres daarom gegrond beroep kan instellen zonder eerst een ingebrekestelling te doen. De rechtbank oordeelt dat de minister er alles aan moet doen om de eerdere uitspraak na te leven en dat een termijn van vier weken voor het nemen van een besluit redelijk is. Tevens is er een nieuwe dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn verder wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 453,50. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50916

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [#] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. Vreeken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. Eiseres heeft beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. Bij uitspraak van 16 juli 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak aan te vangen met de algemene asielprocedure en binnen acht weken na deze aanvang een besluit te nemen op de asielaanvraag onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor elke dag waarmee hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
1.1
Eiseres heeft weer beroep ingediend tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag. In deze uitspraak beslist de rechtbank over dit beroep.
1.2
Omdat partijen niet hebben gereageerd binnen de daarvoor door de rechtbank gegeven termijn houdt de rechtbank het ervoor dat partijen toestemming hebben gegeven als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om een behandeling van het beroep op zitting achterwege te laten. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. Op grond van de rechtbankuitspraak van 16 juli 2024 had verweerder uiterlijk op 6 november 2024 een besluit moeten nemen op de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is overschreden. Eiseres heeft na het verstrijken van deze termijn beroep ingediend. Het beroep is daarom gegrond. In deze situatie is het niet vereist dat eiseres verweerder eerst in gebreke stelt alvorens beroep in te kunnen stellen.
4. Verweerder dient gevolg te geven aan de rechtbankuitspraak van 16 juli 2024 en wordt geacht er alles aan te doen om de uitspraak na te leven. In de uitspraak van 8 juli 2020 [2] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geoordeeld dat in asielzaken de rechter er rekening mee houdt dat de staatssecretaris aanvragen binnen een redelijke termijn moet hebben behandeld en dus geen onnodig lange nadere termijn stelt en in ieder geval de bovengrens van 21 maanden in acht neemt. Voorts heeft de Afdeling geoordeeld dat bij bepaling van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. Kortom, de rechter stelt de nadere termijn zodanig dat deze in redelijkheid niet onnodig lang en ook niet onrealistisch kort is. In lijn met deze rechtspraak en ook in acht nemend dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de eerdere rechtbankuitspraak, acht de rechtbank een termijn van vier weken niet onredelijk lang of onrealistisch kort.
5. De dwangsom die bij rechtbankuitspraak van 16 juli 2024 is opgelegd, is inmiddels al volgelopen. De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding om met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom van € 200,- verbeurt voor elke dag dat de hiervoor genoemde termijn verder wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, verweerder de onder 4 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Broekhof, rechter, in aanwezigheid van N.J. Vervoordeldonk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.