Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
Inschatting risico’s
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
teneinde een reclasseringsrapportage op te stellen met daarin een advies omtrent de bijzondere voorwaarden tijdens de v.i.” Het was derhalve duidelijk voor [eiser] dat de reclassering eerst na het uitzitten van zijn straf in België zou adviseren over aan zijn v.i. in Nederland te verbinden bijzondere voorwaarden en dat hij zich daartoe moest melden bij de reclassering. Onweersproken door [eiser] heeft de Staat aangevoerd dat [eiser] zich niet direct na zijn vrijlating in België heeft gemeld bij de reclassering, waardoor hij pas op 3 en op 20 december 2024 gesprekken heeft gevoerd bij de reclassering. Daarna heeft de reclassering bij rapport van 24 december 2024 geadviseerd, waarna het OM op 22 januari 2025 een gewijzigd besluit heeft genomen. Het tijdsverloop is derhalve aan [eiser] zelf te wijten en hoeft voor het OM dan ook geen reden te zijn om van het opleggen van bijzondere voorwaarden af te zien, zulks nog daargelaten de vraag of in dit geval het tijdsverloop zodanig is dat het OM op grond daarvan van het opleggen van bijzondere voorwaarden zou moeten afzien.
Het OM gaat er daarbij vanuit dat de inspanning die u verplicht bent te leveren voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding kan volstaan voor het aanbrengen van voldoende structuur in uw leven.” Voorts motiveert het OM in het wijzigingsbesluit van 24 maart 2025 dat en waarom ook het drugsverbod als bijzondere voorwaarde gehandhaafd blijft. Daarbij wijst het OM onder meer op het drugsgebruik van [eiser] in het verleden en de problemen die dat heeft veroorzaakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Staat nog erop gewezen dat de opgelegde bijzondere maatregelen gericht zijn op de omstandigheden, zoals het ontbreken van werk en inkomen en vaste huisvesting en op het dagelijks blowen, die volgens de reclassering maken dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. De reden dat de reclassering geen heil ziet in maatregelen is volgens de Staat het mislukken van eerdere trajecten. Gelet op dit een en ander is de voorzieningenrechter van oordeel dat het OM het besluit om bijzondere voorwaarden op te leggen voldoende heeft gemotiveerd en bij die stand van zaken kan niet worden geconcludeerd dat het OM in redelijkheid niet tot zijn besluit heeft kunnen komen.