ECLI:NL:RBDHA:2025:10460
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd op grond van inburgeringsvereiste
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Eiser had op 10 juni 2024 een aanvraag ingediend, die door de minister op 4 november 2024 werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoet aan het inburgeringsvereiste zoals vastgelegd in artikel 3.107a van het Vreemdelingenbesluit 2000. Eiser heeft weliswaar ten minste acht jaar in Nederland scholing genoten, maar voldoet niet aan de voorwaarden die de wet stelt voor vrijstelling van het inburgeringsvereiste. De rechtbank wijst erop dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij voldoende is ingeburgerd. Eiser heeft geen advies van DUO overgelegd, wat noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor ontheffing van het inburgeringsvereiste.
De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.