ECLI:NL:RBDHA:2025:10480
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 12 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg na de afwijzing van zijn asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. de Jong, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag echter afgewezen met het bestreden besluit van 2 juni 2024, waarbij de aanvraag als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. De verzoeker was het niet eens met deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. In de uitspraak werd toegelicht dat er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag, 12 juni 2025, ook uitspraak was gedaan op het beroep van de verzoeker in een andere zaak (zaaknummer NL24.23370). Hierdoor was de situatie veranderd en was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer relevant. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 juni 2025 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.