ECLI:NL:RBDHA:2025:10498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
09/138836-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan brandstichtingen en bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie

Op 19 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan brandstichtingen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, gehouden op 5 juni 2025, vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan de brandstichtingen die op 8 december 2022 in Almere plaatsvonden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de medeplichtigheid van de verdachte aan deze feiten, ondanks dat er aanwijzingen waren voor enige betrokkenheid. De verdachte ontkende medeplichtigheid en verklaarde dat zij op het moment van de brandstichtingen niet op de hoogte was van de plannen van haar medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte op 6 juni 2023 een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, voorhanden heeft gehad. Dit feit is wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 57 dagen en een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur, onder bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van een pedagogische aanpak, gezien haar leeftijd en achtergrond.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/138836-23
Datum uitspraak: 19 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
Verblijfadres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 5 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Kooijmans en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. L.R. Rommy naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 juni 2025 - ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 8 december 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (al dan niet met gebruikmaking van wasbenzine, althans een ontbrandbare /brandversnellende vloeistof) (een) vlam(men), in elk geval (open) vuur in aanraking te brengen met een brievenbus behorende bij het adres [adres 2] , althans met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan voornoemde brievenbus en/of aangrenzende brievenbussen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die brievenbus en/of aangrenzende brievenbussen en/of (delen van) het pand en/of zich in
de directe nabijheid bevindende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
tot het plegen van welk misdrijf verdacht toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- wasbenzine aan te schaffen, en/of betaald en/of
- een auto (ten behoeve van de brandstichting) ter beschikking te stellen en/of
- die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) met de auto op te halen en (vervolgens) naar/in de richting van de [straatnaam] te vervoeren en/of samen naar/in de richting van [straatnaam] te rijden;
- die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)nen vanaf (de richting van) de [straatnaam] te vervoeren en/of met die medeverdachte(n) vanaf (de richting van) de [straatnaam] te rijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 8 december 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus behorende bij het adres [adres 2] , geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 8 december 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (al dan niet met gebruikmaking van wasbenzine, althans een ontbrandbare /brandversnellende vloeistof) (een) vlam(men), in elk geval (open) vuur in aanraking te brengen met een personenauto (merk Kia, kenteken [kenteken] ), althans met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan voornoemde personenauto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of in die auto aanwezige goederen en/of straatmeubilair en/of andere in de buurt staande voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- wasbenzine aan te schaffen en/of betaald en/of
- een auto ( ten behoeve van de brandstichting) ter beschikking te stellen en/of
- [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en)met de auto op te halen en (vervolgens) naar/in de richting van de [straatnaam] te vervoeren en/of samen naar/in de richting van [straatnaam] te rijden;
- die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) vanaf (de richting van) de [straatnaam] te vervoeren en/of met die medeverdachte(n) vanaf (de richting van) de [straatnaam] te rijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 8 december 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Kia, kenteken [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
zij op of omstreeks 6 juni 2023 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Record, model COP 2015, kaliber 9mm P. A. K. (getransformeerd naar scherpschietend) en/of één of meerdere stuks bijbehorende munitie (merk Geco, kaliber 9mm P. A. K.) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het ten laste gelegde feit onder 3 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft bewezen verklaarde feit bekend en ter zitting niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2022277053, van de politie eenheid Amsterdam, (doorgenummerd pagina 1 t/m 116).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 juni 2025;

2.Het proces-verbaal van doorzoeking opgemaakt op 6 juni 2023 (p. 89-91);

3. Het proces-verbaal van wapenonderzoek, opgemaakt op 6 juni 2023 (p. 107-111).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde feiten onder 1 en 2, alsmede feit 3 bewezenverklaard kunnen worden.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten ten laste gelegd onder 1 en 2, en zich gerefereerd voor feit 3
3.4.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vaststaat dat [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en een onbekend gebleven persoon op 8 december 2022 in Almere brand hebben gesticht in een brievenbus en in een auto. De verdachte wordt er primair van verweten dat zij medeplichtig is geweest aan deze brandstichtingen, subsidiair het (mede)plegen van de vernielingen van deze brievenbus en auto. De rol van de verdachte zou moeten blijken uit telefoongegevens in het procesdossier. Uit chatgesprekken en betalingsafschrijvingen zou moeten worden afgeleid dat de verdachte [medeverdachte] en de onbekend gebleven persoon heeft vervoerd naar de plaats delict en dat zij wasbenzine zou hebben aangeschaft. Daarnaast heeft [medeverdachte] op 16 april 2024 ter terechtzitting in de rechtbank Amsterdam verklaard dat hij de verdachte wasbenzine liet kopen.
De verdachte heeft ter zitting haar medeplichtigheid aan de brandstichtingen ontkent. Zij heeft, kort samengevat, verteld dat zij van plan was om met [medeverdachte] , een vriendin en de onbekend gebleven persoon naar een McDonalds restaurant te gaan. Zij heeft daarvoor de auto van haar schoonzus ter beschikking gesteld. Vervolgens liet zij de onbekend gebleven persoon, van wie zij de naam niet wist, in deze auto rijden. Zij reden samen eerst naar een locatie in Amsterdam en daarna naar Haarlem, om haar vriendin en [medeverdachte] op te halen. Daarna zijn ze met zijn allen naar Almere gereden, met als uiteindelijke doel om daar een McDonalds restaurant te bezoeken. Pas later op de avond, toen de verdachte in Almere de uitgebrande auto zag, kreeg zij het sterke vermoeden dat [medeverdachte] en de onbekend gebleven persoon brand hadden gesticht.
De verdachte heeft verklaard dat zij niet wist wat [medeverdachte] en de onbekend gebleven persoon van plan waren en zij zou zelf geen wasbenzine hebben aangeschaft. De chatberichten die hierop duiden, weliswaar gestuurd van haar eigen telefoon, zouden door de onbekend gebleven persoon zijn getypt. Zij had die dag haar telefoon namelijk een lange tijd aan deze persoon uitgeleend. Verder zou deze persoon haar mobiele telefoon ook gebruikt hebben om wasbenzine aan te schaffen, waarbij hij op de betalingsapp van de telefoon zou hebben ingelogd door deze voor het gezicht van de verdachte te houden.
De rechtbank plaatst vraagtekens bij het bovenstaande verhaal van de verdachte. Hier lijkt namelijk sprake van een aaneenschakeling van onlogische handelingen, waarvoor telkens onaannemelijke verklaringen naar voren zijn gebracht en waarmee de rol van de verdachte zo klein mogelijk lijkt te worden gehouden. De rechtbank overweegt echter ook dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid sprake moet zijn van opzet of voorwaardelijk opzet op voltooiing van het gronddelict en op het leveren van een bijdrage hieraan. Hiervoor is onder meer vereist dat de verdachte wist dat het gronddelict zou plaatsvinden, dan wel dat zij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gronddelict zou plaatsvinden.
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie en zoals bepleit door de raadsman – van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van (voorwaardelijk) opzet op de gronddelicten. De inhoud van het procesdossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat de verdachte wist dat [medeverdachte] en de onbekend gebleven persoon van plan waren om in Almere brand te stichten en dat wasbenzine was aangeschaft en hiervoor gebruikt zou worden. De rechtbank overweegt dat nergens in de chatgesprekken in het procesdossier concreet wordt gesproken over het stichten van een dergelijke brand. Naast telefoongegevens zijn er geen andere bewijsmiddelen die op wetenschap aan de kant van de verdachte duiden. Alhoewel er aanwijzingen in het dossier aanwezig zijn die wijzen in de richting van enige betrokkenheid van de verdachte, is dit onvoldoende om te concluderen dat de verdachte daarmee de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er brand zou worden gesticht. Daarmee is ook onvoldoende bewijs aanwezig om vast te stellen dat de verdachte de subsidiair ten laste gelegde vernielingen heeft gepleegd.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 6 juni 2023 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Record, model COP 2015, kaliber 9mm P. A. K. (getransformeerd naar scherpschietend) en meerdere stuks bijbehorende munitie (merk Geco, kaliber 9mm P. A. K.) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten en met toepassing van het jeugdstrafrecht, gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 89 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 32 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie met een langere duur dan het voorarrest op te leggen, met daarbij wel een voorwaardelijk deel onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering aangevuld met een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , waarbij geldt een proeftijd van 2 jaren.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd gaspistool met bijbehorende kogelpatronen. Het vuurwapen was geladen met munitie. Daarbij komt dat het geladen wapen gevonden is in de slaapkamer van de begeleid wonen woning van de verdachte. Het geladen wapen lag in een tas naast haar bed. Hiermee heeft de verdachte bijgedragen aan de risico’s en gevaren die kleven aan illegaal wapenbezit en het gevoel van onveiligheid binnen de samenleving dat hiermee gepaard gaat. Vuurwapens kunnen immers worden gebruikt om ernstige strafbare feiten te begaan zoals overvallen, bedreiging en levensdelicten en worden - onder meer vanwege de beschikbaarheid van goedkope omgebouwde wapens - in toenemende mate ook gebruikt bij “lichtere" feiten als ruzies en bedreigingen. De verdachte heeft bij haar handelen aldus geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen van vuurwapens voor de samenleving.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 mei 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest, maar dat zij in de afgelopen 5 jaren niet voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia rapport over de verdachte van GZ-psycholoog drs. V.T.G. Arnts van 13 oktober 2023. De psycholoog concludeert dat bij de verdachte sprake is van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met gemengde trekken, namelijk vermijdende-, borderline- en antisociale persoonlijkheidstrekken. Hierdoor zou de verdachte niet goed weten wie zij kan vertrouwen en hoe zij dit adequaat kan inschatten. Daarnaast is sprake van een zekere mate van roekeloosheid en impulsiviteit. De rapporteur acht het aannemelijk dat de genoemde persoonlijkheidsproblematiek aanwezig was ten tijde van het gepleegde feit, maar kan geen advies geven over de mate van toerekenbaarheid, nu meerdere scenario’s mogelijk zijn ten aanzien van de vraag hoe de verdachte aan het vuurwapen is gekomen.
In het meest ongunstige scenario wordt het risico op recidive voor (betrokkenheid bij) het plegen van een geweldsdelict ingeschat op matig tot hoog. De psycholoog overweegt dat bovengenoemde risico omlaag kan worden gebracht door hulpverlening gericht op het aanbrengen van structuur, begeleid wonen, dagbesteding en/of school, ondersteuning bij het regelen van praktische zaken, het opbouwen van een steunend en pro-sociaal netwerk en behandeling van de verdachte. De psycholoog adviseert toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht, gelet op de leeftijd van de verdachte, de hierboven genoemde persoonlijkheidsproblematiek en de noodzaak van een pedagogische aanpak, waarbij van belang wordt geacht dat de verdachte haar school afmaakt en begeleiding krijgt die gericht is op jongvolwassenen.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het advies van de reclassering van 20 maart 2025. Hierin staat gerapporteerd dat de verdachte sinds het strafbare feit moeder is geworden. De reclassering acht voortzetting van interventie geïndiceerd geacht, omdat door zwanger- en ouderschap stagnatie heeft plaatsvonden heeft op het gebied van dagbesteding en behandeling. De reclassering beschouwt het ouderschap als een belangrijke drijfveer voor de verdachte om een stabiel leven op te bouwen en uit beeld te blijven van justitie. Het risico op recidive wordt door de reclassering dan ook ingeschat op laag-gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, onder bijzondere voorwaarden. Net als de psycholoog adviseert de reclassering om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht.
Jeugdstrafrecht
De verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feit 19 jaar oud. De rechtbank vindt in de persoon van de verdachte, zoals hierboven is uiteengezet, grond om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdigen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht).
De op te leggen straffen
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank zal aan de verdachte opleggen een jeugddetentie voor de duur van 57 dagen, met aftrek van de tijd reeds in voorarrest doorgebracht.
Mede gelet op de rapportages, waarin een (deels) voorwaardelijke straf wordt geadviseerd, zal de rechtbank, naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie, een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur opleggen, onder de bijzondere voorwaarden genoemd door de reclassering. Hieraan zal een proeftijd van één jaar worden verbonden, gelet op de omstandigheid waarin de voorlopige hechtenis van de verdachte reeds voor de duur van twee jaren onder soortgelijke voorwaarden is geschorst. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorlopige hechtenis
Nu de verdachte de opgelegde jeugddetentie reeds in voorarrest heeft uitgezeten, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

Op de beslaglijst van 21 mei 2025 staan:
STK Wapen
1 STK Munitie
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met deze voorwerpen het bewezenverklaarde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 36d, 55, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
De eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
57 (zevenenvijftig) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
40 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 DAGEN;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
één jaarvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich meldt na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt
;
2. zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. verblijft bij Zij aan Zij van het Leger des Heils ofwel een soortgelijke instelling. Het verblijf start zodra er een plek gevonden is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
4. zich inspant voor het vinden en behouden van een door de toezichthouder goedgekeurde vorm dagbesteding (met vaste structuur). Ook als dat inhoudt dat zij zich moet laten bemiddelen naar werk of opleiding via Werk Participatie en Inkomen (WPI) van de gemeente alwaar zij zal verblijven.. De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden.
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- haar medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
Voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
De inbeslaggenomen goederen;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten: het pistool en de munitie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M.C. Limbeek, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
mr. B.J. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juni 2025.