ECLI:NL:RBDHA:2025:10505

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
NL25.24683
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw met betrekking tot overdracht onder de Dublinverordening

Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 30 mei 2025 was genomen. Tijdens de zitting op 11 juni 2025, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, werd het beroep behandeld. Vanwege technische problemen vond de zitting telefonisch plaats.

De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening en er een significant risico was dat eiser zou onderduiken. Eiser betwistte de zware grond 3d, maar de rechtbank oordeelde dat deze grond niet relevant was voor de rechtmatigheid van de bewaring, aangezien de overige gronden niet waren betwist en voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.24683

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.M. Fikken, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Vanwege technische problemen was het niet mogelijk de zitting via beeldbellen te houden. De rechtbank heeft daarom voorgesteld de zitting telefonisch te laten plaatsvinden. Partijen hebben hiermee ingestemd.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1997 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [2] en een significant risico bestaat dat eiser zal onderduiken. Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist de zware grond 3d en voert daartoe het volgende aan. De zware grond 3d is minder passend in het kader van een overdracht op grond van de Dublinverordening, omdat de identiteit en nationaliteit in die context geen rol spelen.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de overige zware en lichte gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen en zijn voldoende om een significant risico op onderduiken aan te nemen. Wat eiser voor het heeft aangevoerd over de zware grond 3d behoeft geen bespreking, omdat dit niet kan leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is.
5. Ook overigens ziet de rechtbank ambtshalve geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juni 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.