In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 15 april 2025 over een beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, maar de minister had niet tijdig beslist op deze aanvraag, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank op 27 november 2024 waarin was bepaald dat de minister binnen twee weken moest beslissen. Eiser heeft beroep ingesteld omdat de minister deze termijn heeft overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen en verbindt hieraan een dwangsom van € 250,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 194,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 april 2025.