In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeisers. [verzoeker] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 39.800,57 aan zestien schuldeisers. Hij heeft een saneringsakkoord voorgesteld, waarbij een deel van de vorderingen zou worden voldaan en het restant zou worden kwijtgescholden. Echter, niet alle schuldeisers hebben ingestemd met dit voorstel, wat heeft geleid tot het verzoek aan de rechtbank om het akkoord dwingend op te leggen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het niet voldoende gemotiveerd was en de belangen van de niet-instemmende schuldeisers zwaarder wogen. De rechtbank benadrukt dat het iedere schuldeiser vrijstaat om volledige betaling van zijn vordering te verlangen en dat een dwangakkoord alleen onder bijzondere omstandigheden kan worden opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schulden aan enkele schuldeisers zijn ontstaan door onrechtmatig handelen van [verzoeker], wat de weigering van deze schuldeisers om in te stemmen met het voorstel versterkt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het niet duidelijk is of het aangeboden voorstel het maximaal haalbare is voor [verzoeker].