ECLI:NL:RBDHA:2025:10535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
SGR 24/3852, SGR 24/3853 en SGR 24/3854
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om afbetaling van schulden op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen om afbetaling van schulden op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De minister van Financiën heeft de aanvragen van eiseres bij besluiten van 15 november 2023, 22 november 2023 en 13 december 2023 afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 27 maart 2025 gezamenlijk op zitting behandeld. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire en heeft daarvoor een schadevergoeding ontvangen. Ze heeft verzocht om compensatie van afgeloste schulden, maar de rechtbank oordeelt dat deze schulden niet voldoen aan de voorwaarden voor compensatie uit de Wht. De rechtbank concludeert dat de bestreden besluiten niet zorgvuldig zijn genomen en niet deugdelijk zijn onderbouwd. De beroepen zijn ongegrond verklaard, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/3852, SGR 24/3853 en SGR 24/3854

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.A. Dayala),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen om afbetaling van schulden op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
1.1.
Verweerder heeft de aanvragen van eiseres bij besluiten van 15 november 2023, 22 november 2023 en 13 december 2023 afgewezen. Bij de bestreden besluiten van 21 maart 2024 op de bezwaren van eiseres is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 maart 2025 gezamenlijk op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de beroepen over?
2. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire en heeft daarvoor een schadevergoeding ontvangen.
3. Daarnaast heeft eiseres verzocht om compensatie van afgeloste schulden op grond van Hoofdstuk 4 van de Wht. Het betreft schulden die in België met een schuldbemiddelingsregeling zijn vereffend en een schuld uit een pandbelening bij Stadsbank van Lening. [1] Daarnaast gaat het om een schuld aan incassobureau Alektum en een schuld aan Telenet. [2] Verder betreft het een schuld uit een persoonlijke lening bij de heer [naam] (“de informele schuld”). [3] Volgens verweerder voldoen deze schulden niet aan de voorwaarden voor compensatie uit Hoofdstuk 4 van de Wht.
Wat stelt eiseres in beroep?
4. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig genomen en niet deugdelijk onderbouwd.
4.1
Eiseres heeft de schulden die onderwerp waren van de schuldbemiddelingsregeling afbetaald. Doordat verweerder deze schulden niet terugbetaalt, wordt eiseres benadeeld en ongelijk behandeld ten opzichte van gedupeerden die geen maatregelen hebben genomen om uit de schulden te komen.
4.2
Omdat eiseres door de Belastingdienst in financiële moeilijkheden was gebracht, is zij noodgedwongen een pandbelening met de Stadsbank van Lening overeengekomen. Verweerder moet de geleende geldsom dan ook betalen en de renteverplichtingen overnemen. Anders dan verweerder heeft gemeend, is er rente over het geleende bedrag verschuldigd en is de schuld verder voldoende aangetoond.
4.3
Verweerder had met toepassing van de hardheidsclausule moeten beslissen tot afbetaling van de schulden aan Alektum en Telenet.
4.4
De informele schuld is voldoende onderbouwd. Het ontbreken van een notariële akte mag daarom niet aan eiseres worden tegengeworpen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het kader
5. In de Wht is bepaald onder welke voorwaarden een gedupeerde in aanmerking komt voor overneming en afbetaling van een private geldschuld. Daarvoor is onder meer vereist, dat de schuld is ontstaan na 31 december 2005, vóór 1 juni 2021 opeisbaar is geworden en niet is voldaan op het tijdstip waarop de aanvraag wordt gedaan. [4] Een afgeloste schuld kan desondanks voor compensatie in aanmerking komen, als de schuld bij uitblijven van aflossing zou hebben voldaan aan de voorwaarden voor overneming en de aflossing heeft plaatsgevonden na ontvangst van een bedrag op grond van een herstelmaatregel. [5]
5.1
Onder omstandigheden kan het voorkomen dat toepassing van deze voorwaarden, gelet op het belang dat ze beogen te beschermen, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. [6] In dergelijke gevallen kan met toepassing van de hardheidsclausule van de voorwaarden worden afgeweken.
De schulden uit de schuldbemiddelingsregeling
6. De schulden waarvoor in België een schuldbemiddelingsregeling is toegepast, voldoen niet aan de voorwaarden voor overneming of compensatie op grond van Hoofdstuk 4 van de Wht. Deze schulden zijn in 2018 namelijk al volledig voldaan. Eiseres betoogt dat deze schuldaflossingen toch moeten worden gecompenseerd op grond van het gelijkheidsbeginsel; zij wordt anders benadeeld ten opzichte van gedupeerden die niet hebben afgelost. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor dit standpunt, kan het betoog van eiseres niet slagen.
6.1
De voorwaarde dat de schuldaflossing heeft plaatsgevonden na ontvangst van het bedrag dat op grond van een herstelmaatregel is uitgekeerd, is neergelegd in een wet in formele zin. Een wet in formele zin kan in beginsel niet worden getoetst aan een rechtsbeginsel of aan ongeschreven recht. Alleen bij hoge uitzondering kan daarvoor ruimte bestaan. Daarvoor is vereist dat zich bijzondere omstandigheden voordoen, waarmee de wetgever geen rekening heeft gehouden en die maken dat toepassing van de wet in strijd komt met een rechtsbeginsel of ongeschreven recht. Deze situatie doet zich niet voor.
6.1.1
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wht blijkt dat niet alle regelingen die in de Wht zijn opgenomen, tot doel hebben om het onrecht van het verleden te herstellen. Over de schuldenaanpak heeft de wetgever nadrukkelijk overwogen dat het doel van de regeling niet is om het onrecht uit het verleden te herstellen, waarvoor andere trajecten in het leven zijn geroepen, maar dat de regeling is gericht op het bieden van een nieuwe start. [7] De wetgever heeft daarom een bewuste keuze gemaakt om alleen afgeloste schulden te compenseren, als deze betaald zijn met een bedrag dat vanuit de hersteloperatie is ontvangen. De achtergrond daarvan is te voorkomen dat geld dat bedoeld is voor herstel wordt aangewend om schulden mee te voldoen en zo incassomaatregelen af te wenden. Hiermee heeft de wetgever uitdrukkelijk verschil aangebracht tussen afgeloste private schulden die wel, en afgeloste private schulden die niet gecompenseerd worden en dat verschil afhankelijk gemaakt van de mogelijkheid om gelden van een herstelmaatregel besteedbaar te houden, zodat zoveel mogelijk een nieuwe start kan worden gemaakt. Daarbij heeft de wetgever ook onderkend dat dit zorgt voor situaties die onrechtvaardig kunnen voelen. Omdat dit uitdrukkelijk door de wetgever is voorzien, is er geen ruimte om op grond van het gelijkheidsbeginsel van de wettelijke regeling af te wijken.
De schuld uit de pandbelening
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd, dat deze schuld niet voldoet aan de voorwaarden. De rechtbank legt hieronder uit waarom dat zo is.
7.1
Eiseres heeft sieraden in onderpand gegeven voor een lening bij de Stadsbank voor Lenen. Het volgt uit de aard van deze overeenkomst, dat eiseres de in onderpand gegeven zaken kan terugkrijgen als de beleensom en de rente binnen een bedongen termijn worden afgelost. [8] Door eiseres is niet bestreden, dat het haar vrij staat om de sieraden terug te krijgen door betaling van het geleende bedrag en eventuele rente en dat zij zo nodig een nieuwe pandleenovereenkomst kan afsluiten. Verder heeft eiseres niet onderbouwd dat er achterstallige rente over de beleensom is verschenen. Er is geen aanwijzing dat eiseres moet vrezen voor het ontstaan van een opeisbare hoofdsom en in dat verband moet vrezen voor incassomaatregelen, of voor een dreigend verlies van de in onderpand gegeven eigendommen.
De schulden aan Alektum en Telenet
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de hardheidsclausule voor deze schulden niet hoefde toe te passen.
8.1
De hardheidsclausule is bedoeld voor bijzondere situaties waarin een bepaling uit de Wht onbillijk uitpakt, of wanneer sprake is van schrijnende omstandigheden waardoor toepassing van de bepaling achterwege moet blijven. Bij schrijnende omstandigheden kan bijvoorbeeld worden gedacht aan serieuze en structurele financiële nood, aan ernstige medische omstandigheden, of aan andere ontwrichtende persoonlijke omstandigheden. Daarbij gaat het niet zozeer om omstandigheden die zich hebben voorgedaan in de periode waarin de toeslagaffaire zich voltrok. Het moet gaan om actuele omstandigheden die samenhangen met een weigering om de schulden over te nemen of te compenseren, dan wel de gevolgen daarvan. Met het toepassen van de hardheidsclausule wordt een uitzondering gemaakt op de gebruikelijke toepassing van de regel. Dit betekent dat degene die er een beroep op doet, in ieder geval inzichtelijk moet maken waar de bijzonderheid of schrijnendheid in zijn of haar situatie uit bestaat, en dit zo concreet mogelijk dient te onderbouwen. [9]
8.2
Eiseres heeft geen omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen. Dat er een verband bestaat tussen de toeslagenaffaire en de daardoor veroorzaakte schuldproblemen, is geen omstandigheid die maakt dat eiseres zich onderscheidt van andere gedupeerden. Ook overigens is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, dan wel van een bijzonder schrijnende situatie, die zich actueel voordoet.
De informele schuld
9. Ook de informele schuld komt niet voor overneming of afbetaling in aanmerking.
9.1
Eiseres heeft ter onderbouwing van deze schuld alleen bankafschriften ingediend waaruit blijkt dat er betalingen zijn verricht. Wanneer de schuld zou zijn ontstaan is niet aangetoond. Daarmee heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een opeisbare schuld.
9.2
Daar komt bij, dat schulden die zijn aangegaan met een schuldeiser die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, moeten blijken uit een notariële akte, of een ingebrekestelling, dagvaarding dan wel verzoekschrift van vóór 1 juni 2021. Ook hier is niet aan voldaan. Voor zover eiseres wil betogen dat hiervan moet worden afgeweken op grond van de hardheidsclausule, ziet de rechtbank daarvoor geen aanleiding. Het is mogelijk dat zich bijzondere situaties voordoen, waarin het vasthouden aan de eis van een notariële akte onbillijk is. Hierbij kan worden gedacht aan het geval waarin het bestaan van een opeisbare informele schuld op grond van andere authentieke documenten redelijkerwijs niet valt te betwijfelen en eiseres in een schrijnende situatie komt te verkeren als aan de eis wordt vastgehouden. Dat doet zich niet voor. Het moment van opeisbaarheid van de schuld is niet objectief uit de aangeleverde stukken af te leiden en dat een bijzonder schrijnende situatie dreigt te ontstaan, komt onvoldoende uit de stukken naar voren.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Over deze schulden gaat het beroep met zaaknummer SGR 24/3852.
2.Het beroep met zaaknummer SGR 24/3853 heeft hierop betrekking.
3.Deze schuld is onderwerp van het beroep met zaaknummer SGR 24/3854.
4.Artikel 4.1, tweede lid van de Wht.
5.Artikel 4.3 van de Wht.
6.Artikel 9.1, tweede lid, aanhef en onder a van de Wht.
7.Kamerstukken II 2021/22, 36 151, nr. 3, bladzijde 41, 46-47.
8.Artikel 7:130 van het Burgerlijk Wetboek.
9.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak 19 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:628.