ECLI:NL:RBDHA:2025:10536
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om compensatie van afgeloste schuld op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om compensatie van een afgeloste schuld op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiser, die als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire wordt aangemerkt, had op 28 juli 2021 een schadevergoeding van € 30.000 ontvangen, waarmee hij een bankschuld aan ING van € 24.900 heeft afgelost. Verweerder, het ministerie van Financiën, heeft het verzoek om overneming en betaling van de afgeloste schuld afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van een opeisbare schuld door betalingsachterstanden.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek niet deugdelijk gemotiveerd is, omdat het niet duidelijk is op welke gronden de afwijzing is gebaseerd. De rechtbank stelt vast dat de Wht voorwaarden stelt aan de overneming en afbetaling van private geldschulden, en dat een afgeloste schuld onder bepaalde omstandigheden voor vergoeding in aanmerking kan komen.
Eiser heeft zich beroepen op de hardheidsclausule, maar de rechtbank ziet geen ruimte voor toepassing hiervan, omdat zijn situatie niet bijzonder of schrijnend genoeg is in vergelijking met andere gedupeerden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.