ECLI:NL:RBDHA:2025:10544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
NL25.17407 en NL25.17408
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser wegens ongeloofwaardigheid van asielmotieven en late indiening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 18 maart 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie op 8 april 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 20 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren. Eiser is echter niet verschenen.

Eiser, geboren in 1984, stelt dat hij bedreigd wordt vanwege een steekincident waarbij zijn neef betrokken was. Hij heeft verklaard dat hij na dit incident door een menigte is belaagd en dat zijn familie in gevaar is. De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden heeft gemotiveerd. De rechtbank vindt dat eiser zijn asielmotieven niet voldoende heeft onderbouwd en dat zijn verklaringen inconsistent zijn. Eiser heeft zijn aanvraag pas acht jaar na aankomst in Nederland ingediend, wat volgens de rechtbank niet logisch is gezien zijn gestelde problemen.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag als kennelijk ongegrond mocht afwijzen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.17407 en NL25.17408
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 18 maart 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 8 april 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Eiser is zonder voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Turkse nationaliteit is geboren op [datum] 1984. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Zijn neef heeft in Turkije iemand gedood, waarna een menigte eiser en zijn familie thuis hebben belaagd en de winkel van de familie in brand hebben gestoken. Eiser heeft toen enkele maanden in een andere stad verbleven. Nadat hij terugging, is eiser met een mes bedreigd door drie bekenden van het slachtoffer van zijn neef. Eiser kon ontkomen, maar is aan zijn hoofd geraakt met een gegooide steen. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Turkije uit wraak gedood zal worden.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser; en
eisers problemen als gevolg van het steekincident.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt eisers problemen als gevolg van het steekincident niet geloofwaardig. Allereerst heeft eiser over dit asielmotief zonder goede verklaring niet alle documenten overgelegd waarover hij kan beschikken. [2] Eiser heeft namelijk verklaard dat hij via zijn broer meer documenten zou opsturen om zijn asielrelaas te ondersteunen, maar heeft dit in de aanvraagfase niet gedaan. Ook vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. [3] Daar komt bij dat eiser zonder goede verklaring zijn asielaanvraag niet zo snel mogelijk heeft ingediend. [4] Eiser is namelijk al sinds 2017 in Nederland. Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [5] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [6] Verweerder wijst de aanvraag van eiser af als kennelijk ongegrond, omdat eiser kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, zijn aanvraag enkel heeft ingediend om uitzetting uit te stellen of te verijdelen en zijn aanvraag niet onmiddellijk heeft ingediend toen dit mogelijk was. [7]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft niet goed gemotiveerd dat eiser niet samenhangend en aannemelijk heeft verklaard, omdat verweerder zelf al een aantal tegenwerpingen uit het voornemen heeft ingetrokken en ook de andere tegenwerpingen geen stand houden. Dat eiser zijn aanvraag laat heeft ingediend is onvoldoende onderbouwing voor de afwijzing en daarbij juist logisch omdat nu uitzetting dreigt voor eiser. Verweerder mocht om dezelfde reden de aanvraag van eiser ook niet als kennelijk ongegrond afwijzen vanwege de late indiening. Daarnaast heeft verweerder onterecht tegengeworpen dat eiser kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Verweerder baseert zich daarvoor namelijk op argumenten uit het voornemen die bij het bestreden besluit zijn ingetrokken. In de beroepsfase heeft eiser nog twee vertaalde verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat eisers vader en broer aangifte hebben gedaan van vernieling, omdat hun huis na het steekincident is belaagd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
De geloofwaardigheid van eisers problemen
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers problemen op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd ongeloofwaardig heeft gevonden. Verweerder mocht ten eerste tegenwerpen dat eiser pas acht jaar na aankomst in Nederland zijn asielaanvraag heeft ingediend. Dat eiser nu asiel heeft aangevraagd, omdat hij vreesde uitgezet te worden, geldt niet als verklaring voor waarom hij in de periode daarvoor nooit eerder bescherming heeft gezocht voor zijn gestelde problemen. Ten tweede mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat eiser zijn asielrelaas onvoldoende met stukken heeft onderbouwd. De verklaringen van twee aangiftes die eiser in de beroepsfase heeft overgelegd, doen hier niet aan af. Zoals verweerder ter zitting heeft betoogd, gaat het om kopieën en daarnaast om stukken uit 2014 waarvan niet valt in te zien waarom eiser deze pas in de beroepsfase heeft ingebracht. Verweerder heeft er ter zitting ook op kunnen wijzen dat de overlegde aangiftes tegenstrijdig zijn aan eisers verklaringen, omdat eiser heeft verklaard dat de winkel in brand is gestoken, maar de aangiftes spreken van plundering. Verweerder mocht dus van eiser meer inspanning verwachten om relevante documenten in te brengen. Ten derde heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De rechtbank is in dit kader met verweerder van oordeel dat eiser op verschillende punten tegenstrijdig heeft verklaard. Zo heeft eiser gezegd dat hij de middelbare school niet af kon maken omdat de winkel van zijn familie in die tijd brand was gestoken, maar ook dat de brand plaatsvond toen eiser al ruimschoots volwassen was. [8] Ook heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat zijn neef is vermoord, maar in het nader gehoor dat hij in de gevangenis zit. [9] Daarnaast volgt de rechtbank verweerder in zijn betoog dat het niet logisch is dat eiser als betrokkene bij het steekincident wordt gezien, omdat hij pas aankwam bij de plek nadat de dader en het slachtoffer al weg waren. Daar komt bij dat verweerder aan eiser mocht tegenwerpen dat hij na het incident nog een tijd in Turkije heeft kunnen wonen, dat zijn familie er sindsdien veilig woont en dat eiser nooit aangifte heeft gedaan ondanks indicaties dat de politie hem zou beschermen. Dat verweerder nog verschillende argumenten uit het voornemen in het bestreden besluit heeft laten vallen, doet er niet aan af dat het voorgaande een draagkrachtige motivering vormt voor de conclusie dat eiser zijn gestelde problemen niet aannemelijk heeft gemaakt.
Kennelijk ongegrond
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser ook kennelijk ongegrond mocht verklaren. Eiser heeft niet betwist dat hij zijn aanvraag enkel heeft ingediend om een mogelijke uitzetting uit te stellen of te verijdelen. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting ook bevestigd dat dit het geval is. Dat is voldoende om tot een kennelijk-ongegrondverklaring te komen, zodat de andere grondslagen geen bespreking meer behoeven.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
9.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9.2.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, f en h, van de Vw 2000.
2.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
3.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
4.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
5.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, f en h, van de Vw 2000.
8.Zie pagina 7 van het verslag gehoor aanmeldfase en pagina 4 van het verslag nader gehoor.
9.Zie pagina 14 van het verslag gehoor aanmeldfase en pagina 11 van het verslag nader gehoor.