ECLI:NL:RBDHA:2025:10544
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser wegens ongeloofwaardigheid van asielmotieven en late indiening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 18 maart 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie op 8 april 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 20 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren. Eiser is echter niet verschenen.
Eiser, geboren in 1984, stelt dat hij bedreigd wordt vanwege een steekincident waarbij zijn neef betrokken was. Hij heeft verklaard dat hij na dit incident door een menigte is belaagd en dat zijn familie in gevaar is. De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden heeft gemotiveerd. De rechtbank vindt dat eiser zijn asielmotieven niet voldoende heeft onderbouwd en dat zijn verklaringen inconsistent zijn. Eiser heeft zijn aanvraag pas acht jaar na aankomst in Nederland ingediend, wat volgens de rechtbank niet logisch is gezien zijn gestelde problemen.
De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag als kennelijk ongegrond mocht afwijzen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.