ECLI:NL:RBDHA:2025:10562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
C/09/685018/KG RK 25-655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter in belastingzaak

Op 16 juni 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was in een belastingzaak tegen de inspecteur van de Belastingdienst, stelde dat zijn recht op een eerlijk proces was geschonden omdat de rechter een verzoek tot aanhouding van de zaak had afgewezen. Dit verzoek was gedaan tijdens de zitting op 8 mei 2025, omdat verzoeker bijstand van een advocaat wenste. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. In dit geval was er geen sprake van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleverden. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het verzoek tot aanhouding, ook al was deze onjuist, geen grond voor wraking kon vormen. Verzoeker had voldoende tijd gehad om een advocaat in te schakelen voor de zitting. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/28
zaak- /rekestnummer: C/09/685018 / KG RK 25-655
Beslissing van 16 juni 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.J. Pelinck,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 8 mei 2025 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 26 mei 2025;
- de spreekaantekeningen met bijlagen van verzoeker, overgelegd op de zitting van de wrakingskamer van 2 juni 2025.
1.2.
Op 2 juni 2025 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoeker en
- de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 23/6314 tussen verzoeker en de inspecteur van de Belastingdienst.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal waarin het mondelinge wrakingsverzoek is opgenomen en blijkens zijn toelichting tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Het recht op een eerlijk proces is verzoeker ontnomen omdat de rechter een verzoek tot aanhouding van de zaak dat verzoeker tijdens de zitting van 8 mei 2025 heeft gedaan omdat hij bijstand wenste van een advocaat, heeft afgewezen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De aangevoerde wrakingsgrond ziet op een processuele beslissing van de rechter, te weten de afwijzing van het verzoek tot aanhouding van de zaak. Uitgangspunt is dat een procedurele beslissing – ook als deze onjuist zou zijn – in beginsel geen grond kan vormen voor wraking. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt immers mee dat het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) geen oordeel toekomt over de juistheid van de (tussen)beslissing of de motivering daarvan. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dat kan anders zijn indien de beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Dat daarvan in dit geval sprake is, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken.
3.3.
In dat verband stelt de rechtbank vast dat het verzoek tot aanhouding weliswaar verband hield met de wens om te worden bijgestaan door een advocaat, maar dat aan verzoeker reeds op 27 maart 2025 de officiële uitnodiging voor de mondelinge behandeling op 8 mei 2025 is toegezonden. Verzoeker heeft ruimschoots de tijd gehad om vóór de mondelinge behandeling op 8 mei 2025 een advocaat in te schakelen.
3.4.
Het wrakingsverzoek zal, gelet op het voorgaande, worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, J.E. Bierling en S.M. Krans, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.J. van Rijswijck en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.