ECLI:NL:RBDHA:2025:10593
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van meerdere eisers uit de Democratische Republiek Congo met betrekking tot medische situatie en belangen van kinderen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van meerdere eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen beoordeeld. De eisers, afkomstig uit de Democratische Republiek Congo, hebben op 29 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen op 18 maart 2025 afgewezen, met het argument dat de aanvragen kennelijk ongegrond zijn. De rechtbank heeft op 14 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de identiteit van de eisers ongeloofwaardig is, omdat de persoonsgegevens niet overeenkomen met het visumdossier. De rechtbank wijst erop dat de minister geen aanleiding had om de minderjarige kinderen van de eisers te horen, omdat er geen zelfstandige asielaanvragen zijn ingediend namens hen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de kinderen weliswaar relevant zijn, maar dat het horen van de kinderen in dit geval niet noodzakelijk was. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de aanvragen terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond en verklaart het beroep van eisers ongegrond. De eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waar kinderen betrokken zijn, en de rol van medische omstandigheden in de besluitvorming over verblijfsvergunningen.