ECLI:NL:RBDHA:2025:10659

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
C/09/685427 / FA RK 25-3711
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij over minderjarige na overlijden moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige voogdij over een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De aanleiding voor deze beschikking is het overlijden van de moeder van [de minderjarige] op 18 mei 2025, waardoor er een gezagsvacuüm is ontstaan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het gezag over [de minderjarige] op dit moment niet wordt uitgeoefend, aangezien de moeder het eenhoofdig gezag had. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te belasten met de voorlopige voogdij, zodat er gezagsbeslissingen over [de minderjarige] genomen kunnen worden.

Tijdens de zitting op 27 mei 2025 was de vader van [de minderjarige] aanwezig, die zijn instemming met het verzoek heeft gegeven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader, ondanks dat hij niet het gezag heeft, bereid is om de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat [de minderjarige] een lichamelijke en verstandelijke beperking heeft, wat zijn opvoedbehoefte verhoogt. De voorlopige voogdij is noodzakelijk om de belangen van [de minderjarige] te waarborgen en om te onderzoeken welke hulpverlening nodig is.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De voorlopige voogdij eindigt van rechtswege na drie maanden, tenzij er voor die tijd een verzoek tot voorziening in het gezag wordt ingediend. De kinderrechter heeft de vader en [de minderjarige] veel sterkte gewenst in deze zware periode van rouwverwerking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/685427 / FA RK 25-3711
Datum uitspraak: 27 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter
Voorlopige voogdij (ex artikel 1:241 van het Burgerlijk Wetboek)
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 mei 2025 de gecertificeerde instelling met spoed belast met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] van 19 mei 2025 tot 28 mei 2025. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de voornoemde beschikking van 19 mei 2025 en de daarin genoemde stukken mee in de beoordeling.
1.3.
Op 27 mei 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn begeleider [naam 1] als toehoorder;
  • [naam 2] , namens de Raad;
  • [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 19 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de gecertificeerde instelling te belasten met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad motiveert het verzoek als volgt.
3.2.
Door het overlijden van de moeder van [de minderjarige] op 18 mei 2025 is er een gezagsvacuüm ontstaan. Het is daarom noodzakelijk om de gecertificeerde instelling met de voorlopige voogdij te belasten, zodat de belangen van [de minderjarige] onmiddellijk behartigd kunnen worden. [de minderjarige] woont sinds het overlijden van de moeder bij de vader. Hij heeft een lichamelijke en verstandelijke beperking, waardoor hij afhankelijk is van de zorg van de vader. De vader heeft niet het gezag over [de minderjarige] , ondanks dat [de minderjarige] op zijn adres staat ingeschreven. De vader is bereid de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen en wil graag dat [de minderjarige] bij hem blijft wonen. De Raad is van mening dat voorlopige voogdij noodzakelijk is om de belangen van [de minderjarige] te waarborgen. Een voogd zal moeten onderzoeken in hoeverre de vader in staat is om [de minderjarige] een veilige, stabiele opvoedsituatie te bieden die aansluit op zijn bovengemiddelde opvoedbehoefte. Daarnaast moet er onderzocht worden of en zo ja, welke hulpverlening voor [de minderjarige] nodig zal zijn. Verder is het belangrijk dat de nalatenschap van de moeder op korte termijn wordt afgewikkeld, wat juridische vertegenwoordiging van [de minderjarige] vereist. De voorlopige voogdijmaatregel biedt de ruimte om de woonsituatie van [de minderjarige] en de benodigde hulpverlening - waaronder mogelijk rouwverwerking - in kaart te brengen en in te zetten.

4.Het standpunt

De vader stemt in met het verzoek. Hij is blij met de ondersteuning en hulp vanuit de gecertificeerde instelling. Ter zitting geeft de vader aan dat hij graag het gezag over [de minderjarige] wil hebben, zodat hij belangrijke beslissingen over [de minderjarige] zelf kan nemen. Dit was ook de wens van de moeder.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter stelt vast dat [de minderjarige] niet onder het wettelijk vereiste gezag staat. Om de belangen van [de minderjarige] te kunnen behartigen, acht de kinderrechter het dringend en onverwijld noodzakelijk om (nog langer) in de gezagsuitoefening van [de minderjarige] te voorzien.
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. De moeder van [de minderjarige] , die belast was met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] , is op 18 mei 2025 overleden. Door het overlijden van de moeder wordt op dit moment het gezag over [de minderjarige] niet uitgeoefend. Het is daarom noodzakelijk dat er wordt voorzien in de voogdij over [de minderjarige] , zodat er gezagsbeslissingen over hem kunnen worden genomen. De vader wil graag het gezag over [de minderjarige] , zodat hij belangrijke beslissingen over hem kan nemen. Ter zitting heeft de vader verteld dat hij voornemens is om de procedure om het gezag over [de minderjarige] te verkrijgen te starten. Dit hadden de moeder en hij ook zo besproken, zo heeft de vader verteld. Ook wil hij graag dat [de minderjarige] bij hem blijft wonen. De kinderrechter ziet een betrokken vader die zijn uiterste best doet voor [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft echter, vanwege zijn lichamelijke en verstandelijke beperking, een bovengemiddelde opvoedbehoefte. Een voogd zal moeten onderzoeken wat de vader nodig heeft zodat hij kan aansluiten bij de bovengemiddelde opvoedbehoefte van [de minderjarige] . Ook zal de voogd moeten onderzoeken welke hulp voor [de minderjarige] nodig is. Daarbij valt onder meer te denken aan hulpverlening gericht op rouwverwerking. Daarnaast is het van belang dat de nalatenschap van de moeder op korte termijn wordt afgewikkeld. Ook hierin kan de voogd ondersteuning bieden. De kinderrechter realiseert zich dat [de minderjarige] en de vader op dit moment een zware periode doormaken: het overlijden van de moeder veroorzaakt zowel bij [de minderjarige] als bij de vader veel verdriet en de kinderrechter wenst [de minderjarige] en de vader dan ook veel sterkte bij de verwerking van dit verlies.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
belast William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] ;
6.2.
stelt vast dat de voorlopige voogdij van rechtswege na drie maanden eindigt, namelijk op 19 augustus 2025, tenzij voor het einde van die termijn aan de rechtbank een voorziening in het gezag over [de minderjarige] is verzocht, in welk geval de voorlopige voogdij doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025 door
mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.J.C. Eikelenboom als griffier,
en op schrift gesteld op 10 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.