ECLI:NL:RBDHA:2025:107

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
NL24.41552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 januari 2025, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag van 10 april 2024 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. Eisers hebben de minister van Asiel en Migratie in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op hun aanvraag. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.

Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die betrekking hebben op het niet tijdig nemen van besluiten en de procedure voor het indienen van een beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, Awb, omdat het beroep te vroeg is ingediend, namelijk vóór het verstrijken van de wettelijk voorgeschreven termijn van twee weken na de ingebrekestelling.

Daarom oordeelt de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is. De uitspraak is gedaan door rechter mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier T.H. Bos, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op 7 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41552

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] ,

[naam] , V-nummer: [nummer] ,

[naam] , V-nummer: [nummer] ,

[naam] , V-nummer: [nummer] ,

[naam] , V-nummer: [nummer] ,

gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 10 april 2024 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
2. Bij brief van 10 oktober 2024, ontvangen door verweerder op 11 oktober 2024 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Eisers hebben vervolgens op 23 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet behandeld op een zitting.

Overwegingen

4. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.
5. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
6. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
7.
De rechtbank overweegt dat eisers bij brief van 10 oktober 2024, welke op 11 oktober 2024 door de minister is ontvangen, de minister in gebreke hebben gesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag van 10 april 2024. Op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vangt de in artikel 6:12, tweede lid, Awb bedoelde termijn van twee weken aan op de dag volgend op de ontvangst van de ingebrekestelling, in dit geval op 12 oktober 2024. De termijn voor het nemen van een beslissing is derhalve verstreken met ingang van 27 oktober 2024. Eisers hebben het beroepschrift echter op 23 oktober 2024 ingediend.
8. Gezien het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat het beroep van eisers niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, Awb, aangezien het beroep te vroeg is ingediend, namelijk vóór het verstrijken van de wettelijk voorgeschreven termijn van twee weken. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
9.
Het beroep is, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van T.H. Bos, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.