Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , V-nummer: [nummer] ,
[naam] , V-nummer: [nummer] ,
[naam] , V-nummer: [nummer] ,
[naam] , V-nummer: [nummer] ,
[naam] , V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
de Minister van Asiel en Migratie, de minister.
Procesverloop
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet behandeld op een zitting.
Overwegingen
De rechtbank overweegt dat eisers bij brief van 10 oktober 2024, welke op 11 oktober 2024 door de minister is ontvangen, de minister in gebreke hebben gesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag van 10 april 2024. Op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vangt de in artikel 6:12, tweede lid, Awb bedoelde termijn van twee weken aan op de dag volgend op de ontvangst van de ingebrekestelling, in dit geval op 12 oktober 2024. De termijn voor het nemen van een beslissing is derhalve verstreken met ingang van 27 oktober 2024. Eisers hebben het beroepschrift echter op 23 oktober 2024 ingediend.
Het beroep is, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.