ECLI:NL:RBDHA:2025:10790

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
NL24.40093
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor verblijf als familie- of gezinslid wegens niet aangetoond ouderlijk gezag en hechte persoonlijke banden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'verblijf als familie- of gezinslid'. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 20 juli 2023, omdat eiseres niet kon aantonen dat haar vader, referent, het ouderlijk gezag over haar heeft. Eiseres, geboren in Sierra Leone, heeft haar moeder verloren en woont sindsdien bij een buurvrouw. De rechtbank heeft op 23 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel referent als de gemachtigden van partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiseres geen belang meer heeft bij een beslissing op het beroep tegen het niet tijdig beslissen, omdat verweerder inmiddels op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de verblijfsvergunning terecht is, omdat referent niet heeft aangetoond dat hij het ouderlijk gezag heeft. De overgelegde documenten waren niet correct gelegaliseerd en er was onvoldoende bewijs van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en referent. De rechtbank wijst erop dat er geen gezinsleven is, waardoor er geen belangenafweging op basis van artikel 8 van het EVRM nodig is. Eiseres heeft weliswaar betoogd dat er hechte banden zijn, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is aangetoond.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het gericht is tegen het niet tijdig beslissen en ongegrond voor het overige. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 907, en moet het griffierecht van € 187 vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40093

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een verlening van een verblijfsvergunning regulier voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [referent] (referent).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 20 juli 2023 afgewezen. Eiseres heeft op 14 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Met het bestreden besluit van 22 november 2024 op het bezwaar is alsnog een besluit genomen. Verweerder is bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, en de gemachtigden van partijen.

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen

2. Verweerder heeft met het bestreden besluit alsnog op het bezwaar van eiseres beslist. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij een beslissing op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dat beroep is daarom niet-ontvankelijk. Wel ziet de rechtbank aanleiding verweerder in de proceskosten te veroordelen, omdat verweerder, ondanks de geldige ingebrekestelling, te laat op het bezwaarschrift heeft beslist.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder de verblijfsvergunning regulier voor het doel ‘verblijf als familie-of gezinslid’ heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiseres is geboren op [datum 1] 2011 en heeft de nationaliteit van Sierra Leone. Zij woonde tot in 2022 bij haar moeder, maar moeder is op [datum 2] 2022 overleden. Sindsdien woont zij bij een buurvrouw. Referent, de vader van eiseres, heeft namens haar een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Referent heeft onder meer een gelegaliseerde geboorteakte, een verklaring over het ouderlijk gezag en screenshots van Whatsappgesprekken en financiële bijdragen overgelegd.
5. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat referent niet heeft aangetoond dat hij het ouderlijk gezag heeft over eiseres. [1] De door referent overgelegde verklaring is niet op de juiste wijze gelegaliseerd. Op het document staat het Sierra Leoonse Ministerie van ‘Gender and Children’s Affairs’ genoemd, terwijl legalisatie dient te gebeuren door het Sierra Leoonse Ministerie van Buitenlandse Zaken. De handtekening en het geponste wapen van dit ministerie, waarnaar referent verwijst, zijn niet goed zichtbaar. Daarnaast oordeelt verweerder dat referent niet heeft aangetoond dat eiseres feitelijk tot zijn gezin behoort. [2] Eiseres is niet geboren uit een huwelijk of met huwelijk gelijk te stellen relatie. Referent heeft verklaard dat hij wel een relatie had met de moeder, maar dat zij nooit hebben samengewoond. Daarom dient sprake te zijn van daadwerkelijke hechte persoonlijke banden en die hebben eiseres en referent niet. Referent heeft verklaard dat hij de eerste drie jaar dicht bij zijn dochter heeft gewoond en dagelijks contact met haar had, maar heeft dit niet aangetoond. De stelling van referent dat hij na zijn vertrek naar Nederland intensief contact heeft onderhouden met eiseres heeft hij eveneens niet aangetoond. Uit de door referent overgelegde Whatsappgesprekken en screenshots blijkt slechts dat referent in de jaren 2023 en 2024 contact heeft gehad met zijn dochter. De stelling van referent dat hij opvoedtaken telefonisch bespreekt met de buurvrouw die nu voor haar zorgt, is onvoldoende onderbouwd. De financiële ondersteuning die referent stelt te bieden is beperkt onderbouwd en bovendien toont financiële ondersteuning niet aan dat sprake is van persoonlijke en hechte banden. Verder heeft referent niet aangetoond dat de buurvrouw niet meer in staat is om voor eiseres te zorgen. Niet is aangetoond dat eiseres afhankelijk is van referent. Tot slot concludeert verweerder dat er geen belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM hoeft te worden gedaan, omdat er geen familie- of gezinsleven is.
De beroepsgronden
6. Eiseres betwist ten eerste dat het ouderlijk gezag niet is aangetoond. Zij stelt dat het overgelegde document is gelegaliseerd door het Sierra Leoonse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Eiseres wijst erop dat het geponste wapen van dat ministerie en natte handtekening goed zichtbaar en leesbaar zijn. Daarbij voert eiseres aan dat per e-mail aan verweerder is gevraagd of de legalisatie voldoende is en daar heeft verweerder nooit op gereageerd. Op de hoorzitting is dit aan de orde gekomen en is de e-mail nogmaals toegestuurd. Daarop is geen inhoudelijke reactie gekomen. Pas in het bestreden besluit stelt verweerder dat de legalisatie niet in orde is en daarmee is het besluit ondeugdelijk voorbereid. Als tweede beroepsgrond voert eiseres aan dat er wel sprake is van hechte, persoonlijke banden tussen haar en haar vader. Verweerder gaat ten onrechte voorbij aan de verklaringen van referent dat hij de eerste drie levensjaren van eisers dagelijks contact met haar had, ondanks dat er geen schriftelijk bewijs is. Uit de recente Whatsappgesprekken en screenshots van videogesprekken blijkt dat eiseres en referent intensief contact hebben. Ten onrechte verwijt verweerder referent dat hij het contact niet over een langere periode met documenten kan onderbouwen. Referent heeft deze berichten niet meer, omdat hij een andere telefoon heeft. Voorts is er financiële ondersteuning en heeft referent tijdens de hoorzitting toegelicht op welke manier hij invulling heeft aan zijn zorg- en opvoedingstaken. Tot slot stelt eiseres dat de rechten van het kind onvoldoende zijn betrokken en wijst daarbij op artikel 7 van het IVRK en artikel 24 van het EU Handvest. De moeder van eiseres is overleden en referent is haar enig overgebleven ouder. Het is in haar belang met haar vader te worden herenigd.
Heeft verweerder terecht geconcludeerd dat het ouderlijk gezag niet is aangetoond?
7. Uit artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vb volgt dat de verblijfsvergunning regulier met de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ wordt verleend aan het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon (de referent) dat onder het rechtmatige gezag van die hoofdpersoon staat. Per e-mail van 31 juli 2024 heeft verweerder de gemachtigde van eiseres laten weten dat het document waarmee eiseres het ouderlijk gezag wil aantonen niet op de juiste wijze is gelegaliseerd. Op de daarop volgende vraag van de gemachtigde aan verweerder over de legalisatie is door verweerder niet gereageerd. Hoewel de rechtbank met eiseres van oordeel is dat het een bestuursorgaan niet past om niet te reageren op een verzoek per e-mail, ligt de bewijslast om aan te tonen dat sprake is van ouderlijk gezag bij eiseres. Het benodigde document moet aan bepaalde eisen voldoen; in dit geval is legalisatie door het Sierra Leoonse Ministerie van Buitenlandse Zaken vereist. Het document is voor het eerst in bezwaar overgelegd. Het moment waarop verweerder dat document toetst, is in het bestreden besluit. Verweerder had eiseres niet nog een extra mogelijkheid hoeven geven om de legalisatie in orde te maken. Daarnaast heeft eiseres ook in beroep niet een (opnieuw) gelegaliseerd document toegestuurd of ervoor gezorgd dat het origineel in Nederland voorhanden is. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte geconcludeerd dat eiseres niet heeft aangetoond dat referent het ouderlijk gezag over haar heeft.
Heeft verweerder terecht geconcludeerd dat geen sprake is van hechte en persoonlijke banden?
8. Met het oog op finale geschilbeslechting gaat de rechtbank nog wel in op eisers beroepsgrond over de hechte en persoonlijke banden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres de gestelde hechte en persoonlijke banden tussen haar en referent niet aannemelijk heeft gemaakt. Hoewel uit de Whatsappgesprekken blijkt dat eiseres en referent de laatste jaren veelvuldig contact hebben, is over de periode daarvoor niets onderbouwd. Zij hebben nooit samengewoond. Over het contact in de eerste drie levensjaren van eiseres heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat dit niet is aangetoond. Ook is relevant dat referent geen opvoedtaken verricht; tijdens de hoorzitting heeft hij aangegeven dat hij zelf geen contact heeft met bijvoorbeeld docenten of de huisarts van eiseres. Dit gaat via de verzorgster van eiseres, van wie zij nu afhankelijk is. Voor wat betreft de financiële steun die referent geeft, heeft verweerder kunnen concluderen dat dit geen hechte, persoonlijke band aantoont.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de door eiseres gevraagde verblijfsvergunning heeft kunnen afwijzen. Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar, zal verweerder in die proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 907 (1 punt voor het indienen van het beroep tegen het niet tijdig beslissen en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 907 per punt en een wegingsfactor 0,5). De wegingsfactor 0,5 is van toepassing, omdat het beroep alleen gegrond is voor zover dit betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder moet ook het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover dat is gericht tegen het niet-
tijdig beslissen;
- verklaart het beroep ongegrond voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Deze voorwaarde volgt uit artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2.Zie eveneens artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vb.