ECLI:NL:RBDHA:2025:10811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
NL25.13733
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van Syrische vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van een Syrische vreemdeling die stelde dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was op 21 november 2023 ingediend, en volgens de wet moest de minister binnen zes maanden beslissen. Echter, door een besluitmoratorium dat op 14 december 2024 in werking trad, werd de beslistermijn voor asielaanvragen van Syrische vreemdelingen verlengd tot maximaal 21 maanden. De eiser had de minister op 6 maart 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de termijn om te beslissen nog niet was verstreken. Hierdoor was het beroep van de eiser kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier D.C. van de Mortel, en werd op 28 mei 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13733
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F.W. Verweij),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
3. Eiser komt uit Syrië. Eiser heeft op 21 november 2023 zijn aanvraag ingediend. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.4 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. Eiser heeft de minister op 6 maart 2025 in gebreke gesteld, omdat hij van mening was dat de minister niet tijdig had beslist op de aanvraag. Dat zou hoe dan ook tijdig zijn geweest, ongeacht de rechtmatigheid van WBV 2023/3.5 Door het uitblijven van een beslissing heeft eiser op 24 maart 2025 beroep ingesteld.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
4. Met ingang van 14 december 2024 geldt voor Syrië evenwel een besluit- en vertrekmoratorium voor de duur van zes maanden.6 Gedurende de tijd dat dit moratorium van kracht is, beslist de minister niet op de asielaanvragen van vreemdelingen met de Syrische nationaliteit. Op grond van artikel 2 van het Besluit tot instelling van het besluitmoratorium wordt de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen verlengd tot ten hoogste 21 maanden.7
5. De rechtbank stelt vast dat het besluitmoratorium van kracht was ten tijde van de door eiser ingediende ingebrekestelling. De termijn om te beslissen op de aanvraag was daarom nog niet verstreken toen zij de ingebrekestelling indiende bij de minister. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van de Mortel, griffier.
5 Zie ECLI:EU:C:2025:326.
6 Staatscourant van 13 december 2024, nr. 41538.
7 Artikel 43, eerste lid, van de Vw.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 mei 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.