ECLI:NL:RBDHA:2025:10838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
NL24.42270
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse vluchteling met inconsistenties in verklaringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Afghaanse nationaliteit, heeft op 6 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 15 oktober 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 23 mei 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de verklaringen van eiser inconsistent zijn en niet voldoende bewijs leveren voor een gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Afghanistan. Eiser heeft verklaard dat zijn vader en opa dorpshoofden waren en dat hij vreest voor zijn leven vanwege de Taliban, maar de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser niet samenhangend zijn en dat er geen reëel risico op ernstige schade is bij terugkeer. De rechtbank wijst erop dat eiser niet is benadeeld door een administratief gebrek in de ondertekening van het besluit, maar veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiser. De uitspraak is gedaan op 19 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42270

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 6 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 oktober 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank zal eisers beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser is van Afghaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 2006. Eiser is uit Afghanistan gevlucht, omdat de Taliban steeds verder oprukte. Eisers vader en daarvoor zijn opa waren dorpshoofden en leiders van de volksopstanding. Eisers vader was met de steun van de voormalige regering verantwoordelijk gesteld voor de strijd tegen de Taliban in zijn woongebied. Eisers vader is vermist geraakt tijdens een strijd in [plaats 1]. Eiser vreest bij terugkeer te worden vermoord vanwege de werkzaamheden van zijn vader en vanwege zijn sjiitische achtergrond.
Het bestreden besluit
4. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Eisers problemen met de Taliban vanwege de werkzaamheden van zijn opa en vader zijn niet geloofwaardig. Eisers verklaringen zijn niet consistent op cruciale punten. Verweerder wijst erop dat eiser zowel heeft verklaard dat zijn vader is gearresteerd door de Taliban en hij niet weet of zijn vader nog leeft, alsook dat zijn vader bij gevechten vermist is geraakt en hij niet weet wat er met hem is gebeurd. Dat eisers vader twee jaar lang dreigbrieven van de Taliban heeft ontvangen, rijmt niet met eisers verklaring dat de Taliban niet naar het dorp kon komen om eisers vader te arresteren. Verweerder overweegt dat het niet logisch is dat eiser aan de ene kant verklaart dat zijn vader niet erg bekend was in zijn omgeving, maar ook een leider was van de oppositie. De door eiser overgelegde kopie van een dreigbrief ondermijnt zijn relaas. De inhoud van de brief en eisers verklaringen hierover komen niet overeen. Het feit dat eiser en zijn familie nog twee jaar lang na ontvangst van de brief zonder problemen in het dorp konden wonen, doet afbreuk aan de geloofwaardigheid.
4.1.
Verweerder concludeert dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en bij terugkeer naar Afghanistan geen reëel risico op ernstige schade loopt. Eisers vrees voor problemen met de Taliban vanwege zijn geloof als sjiitisch moslim is niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft verklaard in het verleden geen problemen te hebben gehad. Sjiitische moslims behoren niet tot een risicogroep volgens paragraaf C7/2.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
Eisers beroepsgronden
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen: het is ondertekend door de staatssecretaris en die was op dat moment niet meer bevoegd. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte concludeert dat eiser inconsistent verklaart over de arrestatie van zijn vader. Verweerder interpreteert eisers verklaringen verkeerd. De arrestatie is het gevolg van een samenwerking tegen de Taliban. Dat eiser niet uitdrukkelijk heeft vermeld dat hij dit van een ooggetuige heeft gehoord, maakt de verklaringen nog niet tegenstrijdig. Als verweerder de verklaringen tegenstrijdig vond, had hij eiser hiermee in het nader gehoor moeten confronteren, zie artikel 3.113, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Verder stelt eiser dat verweerder onterecht ervan uitgaat dat als de Taliban post kan bezorgen in een gebied, zij ook de mogelijkheid heeft tot het verrichten van een arrestatie. Daarom konden eisers en zijn gezin nog twee jaar in het gebied blijven: de Taliban had op dat moment nog niet de macht. Dat een kopie van de dreigbrief niet kan dienen als ondersteuning van eisers asielrelaas is in strijd met artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 2011/95 en het arrest LH. [1] Dat eisers verklaringen niet overeenkomen met de inhoud is juist, maar eiser heeft ook verklaard dat hij de inhoud niet letterlijk kent en van zijn moeder heeft vernomen. Tot slot stelt eiser dat de bekendheid van zijn vader in de regio staat los van de vraag of eiser te vrezen heeft voor de Taliban. Daartoe zijn de verrichte werkzaamheden en de familieband met opa bepalend.
Bevoegdheid minister
6. Met ingang van 2 juli 2024 is het bevoegde bestuursorgaan in het Nederlandse vreemdelingenrecht gewijzigd van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit staat vermeld dat het besluit genomen is namens de staatssecretaris. Dit is een gebrek. In het verweerschrift is dit door verweerder bevestigd. Daarbij verklaarde verweerder dat de minister het besluit voor zijn rekening neemt. Niet gebleken is dat eiser door de onjuiste ondertekening in zijn belangen is geschaad. Daarom kan dit gebrek worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat artikel regelt dat een besluit, ondanks schending van een rechtsregel, in stand kan worden gelaten, als iemand niet is benadeeld. Vanwege het gebrek ziet de rechtbank wel aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser.
Geloofwaardigheid van eisers verklaringen
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit niet ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser heeft verschillende verklaringen afgelegd over zijn vader:
Proces-verbaal gehoor bij de politie, pagina 3:
V: Leven je ouders nog?A: Mijn moeder is nu samen met mijn broers en zussen in Iran. Mijn vader is meegenomen door de Taliban. Ik weet niet of hij nog leeft.V: Waarom is je vader meegenomen door de Taliban?A: Mijn vader was dorpshoofd. Hij is een invloedrijke persoon in ons dorp. Hij is door de taliban meegenomen. Onder de bewind van de president. Hij had 4 beveiligers en die zijn door de taliban vermoord. Mijn vader is meegenomen. Wij waren van plan om naar Amerika te vliegen dat is door de drukte niet gelukt en daarom zijn wij naar Iran gereisd.
Verslag aanmeldgehoor, pagina 5:
V: Met wie woonde je op dit adres?A: Mijn vader was zoekgeraakt, spoorloos. In Kabul was ik met mijn moeder, twee zussen en twee broers. Wij zijn in tenten ondergebracht. Wij hadden niemand in Kabul.
Verslag aanmeldgehoor zonder schouw, pagina 7:
V: Zijn je ouders nog in leven?A: Van mijn vader weet ik dat niet. Mijn vader is door de Taliban opgepakt en meegenomen. Of hij nog leeft of niet, dat weet ik niet.
En pagina 13:
V: Wat is de reden of zijn de redenen dat je Afghanistan hebt verlaten?A: Zoals ik u vandaag vertelde, mijn vader rapporteerde de regering wie samenwerkte met de Taliban. Hij gaf de Taliban aan. En mijn vader had tijdens de regering van Ashraf Ghani zich kandidaat gesteld voor de raad van de provincie. Maar hij had niet genoeg stemmen toen. Na aanleiding hiervan werd mijn vader door de Taliban opgepakt en wij weten niet of hij nog leeft of niet.
Verslag nader gehoor, pagina 4 en 5:
Een maand voor de val van Kabul – Maidan Wardek was eerder gevallen – is mijn vader met 5 van zijn mensen naar district [plaats 1] gegaan. Hier werd gevochten. Sinds die tijd heb ik geen nieuws meer van mijn vader vernomen.
En pagina 7:
V: Begrijp ik het goed dat je nog steeds geen contact met je vader hebt?A: Dat klopt. Sinds de dag dat hij weg is gegaan, ben ik niet meer met hem in contact geweest.
En pagina 10:
V: Je vertelde dat je vader vermist is geraakt toen hij naar [plaats 1] ging. Kun je mij eens meenemen in wat hieraan vooraf ging?A: Het was ongeveer 7 uur in de avond. Wij hoorden kogels en er werd gevochten. Vaak werd op het hoofdkwartier in [plaats 1] geschoten. Mijn vader ging naar [plaats 1] toen hij dit hoorde. [plaats 2], daar werd nog niet gevochten. Sinds die tijd hebben we hem niet meer gezien.
7.1.
In de zienswijze noemt eiser dat hij van een ooggetuige heeft gehoord dat zijn vader is gevangengenomen bij de val van [plaats 1]; ter zitting heeft eiser toegelicht dat hiermee de in het nader gehoor op pagina 10 en 11 bedoelde kennis betreft.
7.2.
Verweerder heeft niet ten onrechte geoordeeld dat deze verklaringen de kern van eisers asielrelaas vormen en van hem mag worden verwacht dat hij daarover consistent verklaard. Een arrestatie door de Taliban of een vermissing na deelname aan gevechten zijn niet hetzelfde.
8. De rechtbank is daarbij van oordeel dat geen sprake is van een onzorgvuldig genomen besluit. Artikel 3.113 van het Vb bepaalt dat bij het afnemen van het nader gehoor de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om zo volledig mogelijk de tot staving van zijn aanvraag noodzakelijke elementen aan te voeren. Dat houdt onder meer in dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. Eiser heeft diverse gehoren gehad, waarin hij de kans heeft gekregen zijn asielmotieven naar voren te brengen en toe te lichten. Daarbij is hem een aantal maal gevraagd naar zijn vader en is aan eiser uitdrukkelijk gevraagd uitleg te geven over de situatie. Bovendien heeft eiser de gelegenheid gehad in de correcties en aanvullingen en zijn zienswijze een nadere toelichting te geven.
9. Voorts heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eisers stelling dat de Taliban niet de macht had en daarom eisers vader niet kon arresteren, niet rijmt met zijn stelling dat wel dreigbrieven konden worden bezorgd. Als de Taliban de mogelijkheid had dreigbrieven te bezorgen, dan had de Taliban ook de mogelijkheid om de bedreigingen kracht bij te zetten. Dat maakt ook dat verweerder terecht concludeert dat het ongeloofwaardig is dat eiser en zijn gezin nog twee jaar na ontvangst van de dreigbrief zonder problemen in hun dorp konden blijven wonen.
10. Eisers stelling dat de dreigbrief ten onrechte niet inhoudelijk is beoordeeld omdat het een kopie betreft, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd waarom hij de brief niet als ondersteunend bewijs aanmerkt. Daarbij is niet doorslaggevend dat het een kopie betreft, maar dat de inhoud van de brief niet overeenkomt met eisers verklaringen. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Eisers verklaring dat hij de inhoud niet kent, doet daaraan niet af.
11. Tot slot slaagt ook eisers beroepsgrond over de bekendheid van zijn vader niet. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat eisers verklaringen dat zijn vader in de regio niet bekend is, terwijl hij wel de leider van de volksopstanding is en zich verkiesbaar heeft gesteld in provinciale verkiezingen, niet met elkaar rijmen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het aan eiser is te onderbouwen dat de werkzaamheden van zijn vader en van zijn opa aanleiding zijn voor eiser om een gegronde vrees voor vervolging te hebben dan wel voor hem een reëel risico op ernstige schade opleveren. Eisers stelling dat zijn vader niet zo bekend is, doet afbreuk aan de stelling dat de Taliban vanwege de genoemde werkzaamheden specifiek op zoek is naar eiser.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Daarmee blijft verweerders besluit om de asielaanvraag af te wijzen in stand. Eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten vanwege het geconstateerde gebrek. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.