ECLI:NL:RBDHA:2025:10840

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
SGR 24/9075
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens onvoldoende bewijs van samenwoning

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie beoordeeld. Eiseres, met de Marokkaanse nationaliteit, heeft op 4 april 2023 een verzoek om naturalisatie ingediend bij de Nederlandse ambassade in Brussel. Dit verzoek werd op 14 maart 2024 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en het bezwaar hiertegen werd op 30 september 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

Eiseres en haar echtgenoot, die de Nederlandse nationaliteit heeft, wonen sinds 2009 in België en staan sinds februari 2015 niet meer op hetzelfde adres ingeschreven. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor naturalisatie, omdat zij niet ten minste vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek in het Koninkrijk heeft gewoond en niet samenwoont met haar echtgenoot. Eiseres betoogt dat de uitleg van 'samenwonen' door verweerder te beperkt is, maar de rechtbank volgt dit betoog niet. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie terecht is, omdat de samenwoning niet kan worden aangetoond.

De rechtbank wijst ook het beroep van eiseres op de hardheidsclausule af, omdat deze niet van toepassing is op de voorwaarden voor samenwoning. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9075

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (België), eiseres

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.B. van Steijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie.
1.1.
Op 4 april 2023 heeft eiseres een verzoek om naturalisatie ingediend bij de Nederlandse ambassade in Brussel. Verweerder heeft dit verzoek met het besluit van 14 maart 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 september 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de heer [naam] (echtgenoot van eiseres) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij is op [datum] 2004 getrouwd met de heer [naam] , die de Nederlandse nationaliteit heeft. Samen hebben zij drie kinderen. Sinds april 2009 wonen eiseres en haar echtgenoot in België. Vanaf februari 2015 staan zij niet meer ingeschreven op hetzelfde adres en wonen zij feitelijk apart. De echtgenoot van eiseres heeft psychiatrische problemen en zou hierdoor niet meer bij zijn gezin kunnen wonen.
3. Verweerder heeft het verzoek om naturalisatie van eiseres afgewezen omdat niet is gebleken dat eiseres sinds ten minste drie jaar voorafgaand aan haar verzoek om naturalisatie samenwoont met haar echtgenoot. Daarnaast heeft zij niet sinds vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek om naturalisatie onafgebroken toelating en hoofdverblijf in het Koninkrijk, omdat eiseres sinds 2009 in België woont. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen. Volgens verweerder is ook niet gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden op basis waarvan hij moet afwijken van zijn beleid.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is van mening dat haar verzoek om naturalisatie ten onrechte is afgewezen. Verweerder heeft in het bestreden besluit het begrip ‘samenwonen’ te beperkt uitgelegd. Volgens de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (hierna: de Handleiding) kan de samenwoning worden aangetoond door inschrijving op eenzelfde adres. Gelet op deze formulering is het ook mogelijk om op een andere manier de samenwoning te onderbouwen. Eiseres heeft met gegevens en stukken onderbouwd dat zij voorafgaand aan de aanvraag ten minste drie jaar ononderbroken heeft samengewoond met haar echtgenoot. De inschrijving op twee adressen is hierbij ondergeschikt nu samenwoning op twee adressen mogelijk is. Relevant is ook dat de termijn van drie jaar wordt gesteld in verband met de veronderstelde versnelde inburgering, waar volstrekt aan wordt voldaan. Verweerder heeft eiseres en haar echtgenoot daarnaast ten onrechte niet gehoord in de bezwaarfase. Eiseres doet ten slotte een beroep op de hardheidsclausule en op het evenredigheidsbeginsel. Zij heeft daarbij ter zitting aangegeven dat het voor haar ‘makkelijker’ zou zijn om over een Nederlands paspoort te beschikken.
Wat zijn de regels?
5. Eén van de voorwaarden voor verlening van het Nederlanderschap is dat de verzoeker ten minste sinds vijf jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek toelating en hoofdverblijf heeft in het Europese deel van Nederland, Aruba, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dat volgt uit artikel 8, eerste lid, onder c van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN). Een uitzondering hierop is dat de verzoeker ook het Nederlanderschap kan verkrijgen wanneer zij in de afgelopen drie jaar onafgebroken is getrouwd met een Nederlander en beide partners tijdens deze periode drie jaar onafgebroken samenwonen. [1] Dat volgt uit artikel 8, tweede lid van de RWN. In de Handleiding staat verder toegelicht dat het huwelijk en de samenwoning gedurende deze periode van drie jaar niet onderbroken mogen zijn geweest, aangezien een onderbreking afbreuk doet aan de bij een huwelijk met een Nederlander veronderstelde versnelde inburgering. De samenwoning binnen het Koninkrijk kan worden aangetoond door inschrijving op eenzelfde adres in de BRP, PIVA of basisadministratie. Als de samenwoning niet afdoende blijkt uit de BRP, PIVA of basisadministratie, moet de verzoeker de samenwoning bewijzen door middel van andere bewijsstukken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek om naturalisatie van eiseres heeft kunnen afwijzen. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet ten minste vijf jaar voorafgaand aan het verzoek in het Koninkrijk toelating en hoofdverblijf had, en daarmee niet voldoet aan de voorwaarde in artikel 8, eerste lid onder c van de RWN. Ook is niet in geschil dat eiseres en haar echtgenoot sinds 2015 feitelijk op twee verschillende adressen wonen.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen vaststellen dat eiseres niet voldoet aan de uitzondering van artikel 8, tweede lid van de RWN. Eiseres en haar echtgenoot wonen immers niet samen op hetzelfde adres. De rechtbank volgt het betoog van eiseres dat desondanks sprake kan zijn van samenwonen, niet. In de Handleiding staat dat de samenwoning kan worden aangetoond door inschrijving op hetzelfde adres of door andere bewijsstukken. De rechtbank leest dit zo dat men op verschillende manieren kan aantonen dat er sprake is van samenwoning op hetzelfde adres, bijvoorbeeld door het overleggen van een huurcontract. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat het begrip ‘samenwonen’ ruimer kan worden geïnterpreteerd dan het feitelijk samenwonen op hetzelfde adres. Dat eiseres en haar echtgenoot – ondanks het feit dat zij apart wonen – samen veel ondernemen en voor elkaar klaarstaan, maakt niet dat sprake is van samenwonen zoals bedoeld in de RWN. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de redenen van eiseres en haar echtgenoot om niet samen op één adres te wonen, doet de reden van de onderbreking niet af aan het feit dat de samenwoning onderbroken is. [2]
9. Eiseres heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule gelet op de omstandigheden waardoor zij en haar echtgenoot ervoor gekozen hebben niet op hetzelfde adres samen te wonen. Volgens de hardheidsclausule in artikel 10 van de RWN kan verweerder in bijzondere gevallen het Nederlanderschap verlenen met afwijking van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, c en d, 9, eerste lid, aanhef en onder c, en de termijn genoemd in artikel 11, derde, vierde en vijfde lid, van de RWN. Verweerder kan op grond van artikel 10 van de RWN dus niet afwijken van artikel 8, tweede lid, van de RWN, waar de argumenten van eiseres op zien. Het beroep van eiseres op de hardheidsclausule kan daarom niet slagen.
10. Eiseres heeft tot slot betoogt dat de voorwaarde dat sprake moet zijn van samenwoning op hetzelfde adres onevenredig is. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. De tekst van artikel 8, tweede lid van de RWN is dwingend geformuleerd. De tekst van deze bepaling biedt dus niet de mogelijkheid om van de voorwaarde van samenwonen af te wijken. De toepassing van artikel 8, tweede lid van de RWN kan daarom niet aan het evenredigheidsbeginsel in de zin van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden getoetst. [3] Indien sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever kan aanleiding bestaan om tot een andere uitkomst te komen dan waartoe toepassing van de wettelijke bepaling leidt. Dat is het geval wanneer de niet verdisconteerde bijzondere omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. [4] Naar het oordeel van de rechtbank doen zich in het geval van eiseres geen bijzondere omstandigheden voor die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. De essentie van het opnemen van samenwoning naast de voorwaarde van gehuwd zijn, is dat een gehuwde partner die niet feitelijk samenwoont met diens Nederlandse echtgenoot niet het Nederlanderschap kan verkrijgen los van de reden voor het niet feitelijk samenwonen. Die essentie kan de wetgever niet zijn ontgaan. Daarom moet worden aangenomen dat hij de gevolgen van die toepassing van de voorwaarde van samenwonen heeft bedoeld en voorzien.
Hoorplicht
11. Horen in bezwaar is een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure. Het uitgangspunt is dan ook dat verweerder belanghebbenden in de gelegenheid moet stellen om te worden gehoord. Verweerder mag slechts van het horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [5] De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat daar in dit geval sprake van was. Eiseres had graag gehoord willen worden over de reden waarom er is gekozen voor twee adressen, maar zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen doet de reden van de onderbreking niet af aan het feit dat de samenwoning onderbroken is geweest. Ook heeft verweerder de reden van samenwoning niet mee hoeven wegen in het kader van het evenredigheidsbeginsel, zoals uitgelegd in overweging 10. Verweerder heeft het bezwaar daarom kennelijk ongegrond kunnen verklaren en heeft eiseres niet hoeven horen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
13. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.D. Timmermans, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hierbij gaat het om de periode voorafgaand aan het verzoek. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2205, r.o. 3.2.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL1824, r.o. 2.5., recent bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 7 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2205, r.o. 3.2.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772.
4.Idem, r.o. 9.11.
5.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.