In deze zaak vorderde een passagier, die een vlucht had geboekt van Curaçao naar Schiphol, een schadevergoeding van TUI Airlines Nederland B.V. wegens een aanzienlijke vertraging van zijn vlucht. De passagier had een boeking voor vlucht [vluchtnummer] op [datum] 2022, die met een vertraging van 4:17 uur arriveerde. De passagier vorderde een hoofdsom van EUR 600,00, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, onder verwijzing naar de EU-verordening 261/2004, die passagiers beschermt tegen vertragingen en annuleringen van vluchten. TUI voerde verweer en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachttijden op de luchthaven Schiphol door een tekort aan beveiligingspersoneel, wat volgens hen niet te voorkomen was.
De kantonrechter oordeelde dat de vertraging inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat TUI redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De rechter wees de vordering van de passagier af, oordelend dat TUI niet aansprakelijk was voor de schadevergoeding, omdat de omstandigheden die tot de vertraging leidden buiten de controle van de luchtvaartmaatschappij lagen. De passagier werd veroordeeld in de proceskosten van TUI, die op € 472,50 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 24 juni 2025.