ECLI:NL:RBDHA:2025:10869

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
NL25.15362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Koerdische eiseres en haar minderjarige dochter afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, maar beroep gegrond verklaard na motiveringsgebrek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 juni 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Koerdische eiseres en haar minderjarige dochter door de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiseres heeft op 14 juli 2023 een asielaanvraag ingediend, die op 26 maart 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing niet in stand kan blijven, omdat een kort voor de zitting aangeleverd arrestatiebevel, ondanks de late indiening, in de beoordeling moet worden meegenomen. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres geen gegronde vrees voor vervolging heeft, gezien de omstandigheden in Turkije en de discriminatie die zij en haar familie ondervinden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om opnieuw te beslissen op de aanvraag, rekening houdend met deze uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15362

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer 1]
mede namens haar minderjarige dochter:

[minderjarige]

V-nummer: [nummer 2]
(gemachtigde: mr. J. Oosterhof),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres en haar minderjarige dochter. Eiseres is het niet eens met de afwijzing. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet op deze manier in stand kan blijven. Het arrestatiebevel dat door eiseres is aangeleverd dient, ondanks het feit dat het laat is aangeleverd, in dit geval toch onderzocht te worden
.De uitkomst van het onderzoek dient meegenomen te worden in de beoordeling. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 14 juli 2023 een asielaanvraag ingediend voor haar en haar minderjarige dochter. De minister heeft met het bestreden besluit van 26 maart 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep samen met het beroep van haar meerderjarige zoon met nummer NL25.15360 op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de zoon van eiseres, de gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Asielrelaas
3. Eiseres voert aan dat zij en haar familie Koerdisch zijn. Hierdoor hebben zij het moeilijk in Turkije. Ze worden buitengesloten en haar zoon is bijvoorbeeld op school gediscrimineerd. Ze sympathiseert met de Halkalarin Demokratik Partisi (HDP) omdat zij opkomen voor het Koerdische volk. Voordat zij moeder werd heeft ze ook deelgenomen aan vreedzame activiteiten van de HDP. Familieleden van eiseres hebben zich aangesloten bij de Partiya Karkerên Kurdistanê (PKK), om die reden hebben verschillende familieleden in de gevangenis gezeten. Door betrokkenheid bij de PKK hebben er politie-invallen plaatsgevonden, ook bij eiseres. Bij een inval is eiseres ook aangerand door de politie. De familieleden worden volgens eiseres gezien als terrorist, dit straalt ook op eiseres en haar gezin af. Eiseres wordt zelf dus ook gezocht door de politie.
Bestreden besluit
4. De minister heeft met het bestreden besluit de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Het asielrelaas bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst,
- zijn van HDP-sympathisant,
- politie-invallen vanwege familieleden,
- aanranding bij politie-inval en
- discriminatie vanwege etniciteit.
De minister vindt alle asielmotieven geloofwaardig, maar de asielmotieven leveren geen gegronde vrees voor vervolging dan wel reëel risico op ernstige schade op. Eiseres en haar kinderen hebben voordat zij Turkije verlieten een normaal leven kunnen leiden in Turkije. De invallen door de politie waren vanwege familieleden, eiseres zelf wordt niet gezocht. Zij is immers ook niet opgepakt bij een dergelijke inval. Dat eiseres heeft gehoord dat de politie naar haar heeft gevraagd is niet met stukken onderbouwd. Daarbij betekent dit niet dat eiseres persoonlijk door de politie wordt gezocht. Omdat eiseres niet onmiddellijk na binnenkomst in Nederland een asielaanvraag heeft gedaan concludeert de minister dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Beroepsgronden
5. Eiseres stelt dat haar leven in Turkije als Koerd onmogelijk en onhoudbaar is vanwege de discriminerende houding ten opzichte van Koerden. Zij heeft hier niet uitgebreid over verklaard, omdat zij niet wist dat zij op dit punt meer gespecificeerd diende te verklaren. Daarnaast betwist zij dat de aanranding geen verband houdt met gronden van het Vluchtelingenverdrag. Ook zijn de politie-invallen vanwege familieleden geloofwaardig geacht. De minister stelt echter dat niet duidelijk is geworden dat eiseres persoonlijk in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat. Eiseres heeft daartoe in de aanvullende gronden van beroep een kopie van een tegen haar uitgevaardigd arrestatiebevel aangeleverd waaruit deze negatieve aandacht wel blijkt.
6. De rechtbank oordeelt als volgt.
Discriminatie
7. Gelet op hetgeen eiseres aanvoert over de discriminatie merkt de rechtbank eerst op dat discriminatie enkel als daad van vervolging wordt gezien wanneer iemand zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op sociaal en maatschappelijk gebied kan functioneren. De minister heeft voldoende gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer met discriminatie op dat niveau te maken zal krijgen. Het is daarbij in beginsel aan de vreemdeling om naar voren te brengen waarvoor zij vreest. Dat ze niet wist dat zij uitgebreider diende te verklaren doet daar niet aan af. Er is voldoende de mogelijkheid geweest om haar punten naar voren te brengen tijdens de verschillende gehoren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Aanranding
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat de aanranding onvoldoende is om aan te nemen dat zij een gegronde vrees heeft voor vervolging dan wel dat zij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer. Daarbij heeft de minister kunnen meewegen dat niet aannemelijk is gemaakt dat het geen eenmalige handeling betrof van een individuele politieagent. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Negatieve aandacht van de autoriteiten
9. De rechtbank stelt vast dat de activiteiten van eiseres als HDP-sympathisant geloofwaardig zijn bevonden. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de activiteiten die eiseres als HDP-sympathisant heeft uitgevoerd lang geleden hebben plaatsgevonden en dat zij door deze activiteiten in Turkije geen problemen heeft ondervonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister hiermee voldoende gemotiveerd dat niet aannemelijk is geworden dat eiseres hierdoor persoonlijk in de belangstelling van de autoriteiten is gekomen en dus een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer.
9.1.
De politie-invallen in de woning van eiseres zijn geloofwaardig bevonden. De gestelde vrees hierdoor is door de minister niet aannemelijk geacht nu de invallen niet specifiek op eiseres gericht waren, maar op haar familieleden. Eiseres heeft ook geen stukken aangeleverd waaruit blijkt dat zij wordt gezocht, er is volgens de minister niet voldaan aan het individualiseringsvereiste. De rechtbank is van oordeel dat het individualiseringsvereiste zich niet enkel beperkt tot wat eiseres persoonlijk heeft ondervonden, maar dat ook relevant kan zijn wat haar familie heeft ondergaan evenals andere individuele factoren. [1] In dit geval had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van de minister gelegen na aanlevering van de kopie van het arrestatiebevel dit stuk
- alsnog - mee te wegen in de beoordeling. Dat namens de minister tijdens de zitting is verklaard dat wordt getwijfeld aan de inhoud van de kopie van het arrestatiebevel doet daar niet aan af. De gemachtigde van de minister op zitting kan niet worden aangemerkt als deskundige om het document op echtheid te beoordelen. Nu het arrestatiebevel, hoewel pas 14 dagen voor de zitting door eiseres aangeleverd, niet is meegewogen in de beoordeling, is er sprake van een motiveringsgebrek. Deze beroepsgrond slaagt dan ook.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dat betekent dat de minister opnieuw op de aanvraag dient te beslissen. De minister moet daarbij, rekening houdend met deze uitspraak, alles wat in beroep is aangevoerd en overgelegd betrekken.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,-. [2] Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 26 maart 2025;
  • draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtsrpaak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 22 oktober 2024 ECLI:NL:RBDHA:2024:17261.
2.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht gaat het om 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1.